Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Yuverta
‹
Terug naar zoeken
1.7 1BK Grammatica les 3
Etui en werkboek op tafel
Ga rustig zitten, en luister naar het voorlezen.
timer
10:00
1 / 27
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 1
In deze les zitten
27 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Etui en werkboek op tafel
Ga rustig zitten, en luister naar het voorlezen.
timer
10:00
Slide 1 - Tekstslide
Vandaag
Kort herhalen pv
Oefenen met persoonsvorm (pv)
Slide 2 - Tekstslide
1.7 Grammatica leertekst persoonsvorm (blz. 50)
In een zin staat
altijd één persoonsvorm (pv).
De persoonsvorm (pv) is altijd een doewoord (werkwoord).
De pv geeft belangrijke informatie over wat er in een zin gebeurt (bijvoorbeeld rennen, springen, lopen, fietsen, willen).
Slide 3 - Tekstslide
1.7 Grammatica leertekst persoonsvorm (blz. 50)
Hoe vind je de persoonsvorm (pv)?
Door de zin vragend te maken.
(zo heb je het geleerd op de basisschool)
De man loopt op straat. => Loopt de man op straat? = pv is loopt
Door de tijd van de zin te veranderen.
De man loopt op straat. => De man liep op straat. = pv is loopt/liep
Staat er maar één werkwoord in de zin, dan is dat de persoonsvorm(pv)
Slide 4 - Tekstslide
1.7 Grammatica even oefenen.
Wat is in deze zin de persoonsvorm?
De grijze katten spelen met een speeltje.
Zin vragen maken:
Spelen
de grijze katten met een speeltje?
Zin in andere tijd zetten:
De grijze katten
speelden
met een speeltje.
Maar één werkwoord in de zin?
Ja, 'spelen' is het enige werkwoord, dus is dat de persoonsvorm
Slide 5 - Tekstslide
1.7 Grammatica even oefenen.
Wat is in deze zin de persoonsvorm?
Met mijn familie ben ik op vakantie geweest.
Zin vragen maken:
Ben
ik met mijn familie op vakantie geweest?
Zin in andere tijd zetten:
Met mijn familie
was
ik op vakantie geweest.
Maar één werkwoord in de zin?
Nee (ben geweest)
Slide 6 - Tekstslide
1.7 Grammatica even oefenen.
Wat is in deze zin de persoonsvorm?
Loop jij nu pas naar thuis?
Zin vragen maken:
Dat kan niet. De zin is al vragend.
Zin in andere tijd zetten:
Liep
jij nu pas naar huis?
Maar één werkwoord in de zin?
Ja, 'loop' is het enige werkwoord, dus is dat de persoonsvorm
Slide 7 - Tekstslide
1.7 Grammatica - zelfstandig werken
Maak opdracht 6 t/m 10 op blz. 52-53
timer
15:00
Slide 8 - Tekstslide
1.7 Grammatica
Even oefenen met de persoonsvorm (pv)
De persoonsvorm (pv) is een
vorm van het werkwoord
.
De persoonsvorm (pv) is
één woord
Slide 9 - Tekstslide
Hoe
Wat is de PV in de zin:
De jongen loopt naar school.
A
de jongen
B
loopt
C
naar
D
school
Slide 10 - Quizvraag
Hoe
Wat is de PV in de zin:
De fiets valt in de sloot.
A
de fiets
B
valt
C
in
D
de sloot.
Slide 11 - Quizvraag
Hoe
Wat is de PV in de zin:
Op mijn kamer
lees ik dit boek .
A
Op
B
mijn kamer
C
lees
D
ik
Slide 12 - Quizvraag
Hoe
Wat is de PV in de zin:
Tijdens de gym kneusde ik gisteren mijn hand.
A
Tijdens
B
gym
C
kneusde
D
ik
Slide 13 - Quizvraag
Hoe
Wat is de PV in de zin:
Hij heeft mijn broers geholpen.
A
heeft
B
mijn
C
broer
D
geholpen
Slide 14 - Quizvraag
Hoe
Wat is de PV in de zin:
Waarom leer jij niet voor de toets?
A
waarom
B
leer
C
jij
D
toets
Slide 15 - Quizvraag
1.7 Grammatica
Even oefenen met de persoonsvorm (pv)
De persoonsvorm (pv) is een
enkelvoud of meervoud
Slide 16 - Tekstslide
Hoe
Is de PV enkelvoud of meervoud in de zin:
De jongen loopt naar school.
A
enkelvoud
B
meervoud
Slide 17 - Quizvraag
Hoe
Wat is de PV enkelvoud of meervoud in de zin:
Hij heeft mijn broers geholpen.
A
enkelvoud
B
meervoud
Slide 18 - Quizvraag
Hoe
Is de PV enkelvoud of meervoud in de zin:
De fiets valt in de sloot.
A
enkelvoud
B
meervoud
Slide 19 - Quizvraag
Hoe
Is de PV enkelvoud of meervoud in de zin:
Bij voetbal verdedigen wij de voorsprong.
A
enkelvoud
B
meervoud
Slide 20 - Quizvraag
1.7 Grammatica
Even oefenen met de persoonsvorm (pv)
De persoonsvorm (pv) staat in de
tegenwoordige tijd (tt) of de verleden tijd (vt).
Slide 21 - Tekstslide
Hoe
Is de PV, tt of vt in de zin:
De jongen loopt naar school.
A
tt
B
vt
Slide 22 - Quizvraag
Hoe
Is de PV, tt of vt in de zin:
De fiets viel in de sloot.
A
tt
B
vt
Slide 23 - Quizvraag
Hoe
Is de PV, tt of vt in de zin:
Bij voetbal verdedigden wij de voorsprong.
A
tt
B
vt
Slide 24 - Quizvraag
Hoe
Is de PV, tt of vt in de zin:
Hij had mijn vader gevraagd om te helpen.
A
tt
B
vt
Slide 25 - Quizvraag
Hoe
Is de PV, tt of vt in de zin:
Ik wil stoppen met de oefeningen.
A
tt
B
vt
Slide 26 - Quizvraag
Zelfstandig werken
Maak oefening 2 en 4 op blz. 69-70
Slide 27 - Tekstslide