Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Yuverta
‹
Terug naar zoeken
Fokkerij - les oefentoets
Fokkerij - les oefentoets
1 / 27
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Melkveehouderij
MBO
Studiejaar 2
In deze les zitten
27 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslide
.
Lesduur is:
90 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Fokkerij - les oefentoets
Slide 1 - Tekstslide
In het fokdoel beschrijf je:
A
Interieur Productie Functionele kenmerken en gezondheid
B
Exterieur Bovenbalk Onderbalk
C
Exterieur Productie Functionele kenmerken en gezondheidskenmerken
D
Exterieur Productie Gebreken Sterke punten
Slide 2 - Quizvraag
Het exterieur van de koe wordt beoordeeld door de keurmeester op:
A
Onderbalkkenmerken, bovenbalkkenmerken en gebruikskenmerken
B
Onderbalkkenmerken, bovenbalkkenmerken
C
Onderbalkkenmerken, bovenbalkkenmerken en melksnelheid
D
Onderbalkkenmerken, frame, type en uier
Slide 3 - Quizvraag
Dit onderdeel behoort NIET tot de bovenbalkkenmerken
A
Frame
B
Type
C
Uier
D
Melksnelheid
Slide 4 - Quizvraag
Dit kenmerk behoort NIET tot de gebruikskenmerken
A
Melksnelheid
B
Uier
C
Karakter
Slide 5 - Quizvraag
Hoeveel chromosoomparen heeft een koe?
A
28
B
30
C
46
D
60
Slide 6 - Quizvraag
Fenotype zegt iets over:
A
De invloed van het milieu op het genotype
B
Hoe de haarkleur er uit komt te zien
C
De invloed van de genen op het ontstaan van kenmerken van de koe
Slide 7 - Quizvraag
Genotype = Milieu + fenotype. Klopt dit?
A
Ja, dit klopt
B
Nee, dit klopt niet
Slide 8 - Quizvraag
In welk deel van de koe is de genetische aanleg vastgelegd?
A
DNA
B
Celkern
C
Hersenen
Slide 9 - Quizvraag
Wat is homozygoot?
A
Van pa en ma allebei een verschillend gen gekregen voor 1 bepaalde erfelijke eigenschap
B
Van pa en ma allebei hetzelfde gen gekregen voor 1 bepaalde erfelijke eigenschap
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het resultaat voor de volgende kruising? Stier = pp; Koe= PP
A
50% pp, 50% PP
B
25% PP, 25% pp, 50% Pp
C
100% Pp
Slide 11 - Quizvraag
Wat zegt het als de erfelijkheidsgraad van hoogtemaat 0,5 is?
A
Dat het verschil in hoogtemaat tussen twee koeien vooral door management worden beïnvloed
B
Dat het verschil in hoogtemaat tussen twee koeien voor 50% door genetische aanleg wordt verklaard
C
Dat het verschil in hoogtemaat tussen twee koeien voor 50% door fenotypische aanleg wordt verklaard
Slide 12 - Quizvraag
Hoeveel chromosomen heeft een koe?
A
23
B
30
C
46
D
60
Slide 13 - Quizvraag
Noem 2 dingen die invloed hebben op het fenotype.
Slide 14 - Open vraag
Waar of niet waar?
Stelling: Je kunt fokken op gezondheidskenmerken als celgetal en klauwgezondheid.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quizvraag
Gebruik het plaatje van de vorige slide. Hoeveel procent kans is er op een hoornloos kalf?
A
0% kans
B
25% kans
C
50% kans
D
100% kans
Slide 16 - Quizvraag
“Genetische aanleg, eigenschappen geërfd van ouders”.
Welk begrip hoort hierbij?
A
Fenotype
B
Genotype
C
Domesticatie
D
Heterozygoot
Slide 17 - Quizvraag
Wat hoort niet bij de eisen van een fokdoel?
A
Beschrijft de ideale koe
B
Stieren die je wil gebruiken
C
Langdurig
D
Doelgericht
Slide 18 - Quizvraag
Hoeveel punten krijgt een koe als zij excellent wordt?
A
9
B
85
C
80
D
90 of meer
Slide 19 - Quizvraag
Kruisligging is bij exterieur een onderdeel van?
A
Frame
B
Type
C
Uier
D
Benen
Slide 20 - Quizvraag
Wat is het maximaal aantal punten wat een vaars kan krijgen voor exterieur?
A
80
B
85
C
89
D
90 of meer
Slide 21 - Quizvraag
Wat is bij algemeen voorkomen de verhouding van frame, type, uier, benen?
Frame
Type
Uier
Benen
20%
10%
35%
35%
Slide 22 - Sleepvraag
Welk van de onderstaande kenmerken komt terug in de INET index?
A
productiekenmerken
B
uierkenmerken
C
exterieurkenmerken
D
geboortekenmerken
Slide 23 - Quizvraag
Het plaatje hiernaast is een voorbeeld van:
A
rotatiekruising
B
veredelingskruising
C
verdringingskruising
Slide 24 - Quizvraag
Welke uitspraak past bij de term inteelt?
A
Twee niet- verwante dieren krijgen nakomelingen
B
Twee verwante dieren krijgen nakomelingen
C
Je kruist een nieuw ras in
Slide 25 - Quizvraag
Wat is het heterosiseffect?
A
De nakomeling is beter dan zijn beide ouders
B
je krijgt steeds minder genetische variatie
C
je kruist steeds terug met het oorspronkelijke ras
Slide 26 - Quizvraag
Noem 2 voordelen van gesekst sperma
Slide 27 - Open vraag