Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Yuverta
‹
Terug naar zoeken
Les 6 Grammatica - werkwoorden 1
Planning
10 min. lezen
Huiswerk bespreken (opdracht 5 + 6, blz. 19 + 20)
Uitleg werkwoorden
Oefenen met werkwoorden vinden
1 / 17
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Basisschool
Groep 4
In deze les zitten
17 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Lesduur is:
40 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Planning
10 min. lezen
Huiswerk bespreken (opdracht 5 + 6, blz. 19 + 20)
Uitleg werkwoorden
Oefenen met werkwoorden vinden
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Werkwoorden zijn dus:
DOE-woorden!
Ze vertellen wat er gebeurt of wat iets of iemand doet.
Slide 3 - Tekstslide
Hoe zou je nu een werkwoord omschrijven in je eigen woorden?
Slide 4 - Woordweb
Noem een paar werkwoorden
Slide 5 - Woordweb
Welke is het werkwoord?
Jeremy rende heel hard.
A
Jeremy
B
heel
C
rende
D
hard
Slide 6 - Quizvraag
Welke is het werkwoord?
Myra leest mooi een boek
A
Myra
B
leest
C
een
D
boek
Slide 7 - Quizvraag
Welke is het werkwoord?
Renzo eet een groot bord patat.
A
Renzo
B
patat
C
groot
D
eet
Slide 8 - Quizvraag
Opdracht
Open je leesboek. Schrijf alle werkwoorden die je tegenkomt op de eerste bladzijde in je schrift.
(5 minuten)
Hoeveel werkwoorden heb je gevonden?
Slide 9 - Tekstslide
Welke is het werkwoord?
Wim lacht om het grapje van juf Karen.
A
lacht
B
om
C
grapje
D
juf Karen
Slide 10 - Quizvraag
Welke is het werkwoord?
Kick en Boris voetballen altijd op maandag.
A
Kick en Boris
B
voetballen
C
op
D
altijd
Slide 11 - Quizvraag
Welke is het werkwoord?
De kinderen van groep 4a luisteren goed tijdens
de taalles van juf Melinda
A
kinderen
B
groep
C
luisteren
D
taalles
Slide 12 - Quizvraag
Wat hoor je?
A
een vogel
B
deurbel
C
tikker
D
koffiemachine
Slide 13 - Quizvraag
Wat hoor je?
A
spuiten met een luchtverfrisser
B
een band leeg laten lopen
C
een band oppompen
D
een slijpmachine
Slide 14 - Quizvraag
Wat hoor je?
A
kraan
B
wekker
C
wc
D
koffiezetapparaat
Slide 15 - Quizvraag
Wat hoor je?
A
een krakende deur
B
de deurklink naar beneden duwen
C
gaatjes maken met een perforator
D
stoel verschuiven
Slide 16 - Quizvraag
Wat hoor je?
A
een doos openmaken
B
met krijt op het bord schrijven
C
met stoepkrijt op de grond tekenen
D
de nagels van een poes
Slide 17 - Quizvraag