Yuverta

SS-e05-3VMBO-K-Grammatica 4-voorzetsels van beweging

Grammatica
Tijdens het bespreken en oefenen van de grammatica is het belangrijk dat je zelf de inschatting maakt of je mee moet schrijven of niet. 
Het is je eigen verantwoordelijkheid.

Als je extra hulp vraagt van je docent, kan deze vragen naar je aantekeningen. 
 Grammatica 4
 Pagina 142 (19)
 Voorzetsels van beweging
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
Tijdens het bespreken en oefenen van de grammatica is het belangrijk dat je zelf de inschatting maakt of je mee moet schrijven of niet. 
Het is je eigen verantwoordelijkheid.

Als je extra hulp vraagt van je docent, kan deze vragen naar je aantekeningen. 
 Grammatica 4
 Pagina 142 (19)
 Voorzetsels van beweging

Slide 1 - Tekstslide

Voorzetsels van beweging
Prepositions of direction


Voorzetsels van beweging geven aan in welke richting iets of iemand zich beweegt. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

across - naar de overkant
after - achterna
along - langs
alongside - gelijk op met
around - om ... heen
away from - weg van
down - naar beneden
from - van
into - in
off - van ... af
onto - op
out of - uit
over - overheen
past - voorbij
round - rond
through - door
to - naar
towards - naar ... toe
up - naar boven

Slide 5 - Tekstslide

The girl ran ... the alley.
A
down
B
over
C
after
D
onto

Slide 6 - Quizvraag

I am tired because I had to walk ... the stairs.
A
up
B
along
C
through
D
alongside

Slide 7 - Quizvraag

Our teacher has been ... the whole world.
A
towards
B
onto
C
round
D
up

Slide 8 - Quizvraag

My brother rode his bike ... the road.
A
into
B
after
C
off
D
through

Slide 9 - Quizvraag

The baby crawled ... the floor.
A
alongside
B
through
C
up
D
across

Slide 10 - Quizvraag

Schrijf het juiste voorzetsel op:
The rabbit ran ... the bushes. (door)

Slide 11 - Open vraag

Schrijf het juiste voorzetsel op:
We ran two laps ... the school. (om ... heen)

Slide 12 - Open vraag

Schrijf het juiste voorzetsel op:
He got ... the car. (in)

Slide 13 - Open vraag

Schrijf het juiste voorzetsel op:
We drove ... the castle. (voorbij)

Slide 14 - Open vraag

Schrijf het juiste voorzetsel op:
Tom needs to get ... bed. (uit)

Slide 15 - Open vraag

Tot slot... Begrijp je deze grammatica en kun je hem toepassen op de toets? Of wil je meer uitleg?
A
Ik snap de grammatica
B
Ik wil graag nog meer uitleg / samen oefenen

Slide 16 - Quizvraag