Yuverta

NE 1K - Hh Tv4.1-5.3, Tv 5.3, PF (les 16)

Welkom
Nederlands
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Nederlands
Start
Lesdoel 
  • We herhalen de stof van Taalverzorging 4.1 - 5.3.
  • Je kunt de verleden tijd van zwakke werkwoorden goed spellen.
  • We werken aan fictiedoelen.

Aanstaande toetsen
  • Taalverzorging H4-H5: vrijdag 4 juni



Toets bespeken

Slide 2 - Tekstslide

Nederlands
Start
Taalverzorging
4.1 Gezegde benoemen.
En ook: persoonsvorm (pv) en onderwerp (ow) benoemen.
4.2 Meervoudsvormen maken op -en en -s.
4.3 Voltooid deelwoord herkennen en goed spellen.
5.1 Bijvoeglijk naamwoord herkennen en goed gebruiken.
En ook: lidwoorden (lw), zelfstandige naamwoorden (zn), werkwoorden (ww) herkennen.
5.2 Verwijswoorden herkennen en goed gebruiken.
5.3 Verleden tijd van zwakke werkwoorden goed spellen.
En ook: tegenwoordige tijd (tt) kunnen spellen.




Slide 3 - Tekstslide

Nederlands
Start
Voorbeeldvraag verwijswoorden

Op een strand langs de kust van Wales vond de strandwachter braaksel van een potvis. Hij bracht het naar een deskundige. Die kwam erachter dat het kostbare amber was. 

Benoem de verwijswoorden en schijf ook op waar ze naar verwijzen.




Slide 4 - Tekstslide

Nederlands
Start
Voorbeeldvraag verwijswoorden

Op een strand langs de kust van Wales vond de strandwachter braaksel van een potvis. Hij bracht het naar een deskundige. Die kwam erachter dat het kostbare amber was. 

Benoem de verwijswoorden en schijf ook op waar ze naar verwijzen.




Slide 5 - Tekstslide

Nederlands
Start
Voorbeeldvraag verwijswoorden

Op een strand langs de kust van Wales vond de strandwachter braaksel van een potvis. Hij bracht het naar een deskundige. Die kwam erachter dat het kostbare amber was. 

Benoem de verwijswoorden en schijf ook op waar ze naar verwijzen.

Hij verwijst naar de strandwachter.
Het verwijst naar braaksel van een potvis.
Die verwijst naar deskundige.
Het verwijst naar braaksel van een potvis.



Slide 6 - Tekstslide

Wat staat er in het gezegde?
A
Het onderwerp + de persoonsvorm.
B
Alle werkwoorden in de zin.
C
Het onderwerp + het lijdend voorwerp.
D
Wat er in de zin gezegd wordt.

Slide 7 - Quizvraag

Dit weekend heb ik een stekelbaars gevangen.

Benoem pv, gz, ow.

Slide 8 - Open vraag

De scherpe vinnen van de stekelbaars waren rood.

Hoeveel bijvoeglijke naamwoorden staan in deze zin?
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 9 - Quizvraag

Michael heeft geld van zijn moeder gestolen. Hij heeft nu spijt en geeft het aan haar terug.

Noteer de verwijswoorden en schrijf op waar ze naar verwijzen.

Slide 10 - Open vraag

Wat is géén bijvoeglijk naamwoord?
A
rood
B
groen
C
kleur
D
zwart

Slide 11 - Quizvraag

Welk verwijswoord kun je niet gebruiken om naar 'de jongen' te verwijzen?
A
hij
B
dat
C
die
D
hem

Slide 12 - Quizvraag

In de zomer lopen mensen in luchtige kleding.

Noteer lidwoorden, zelfstandige naamwoorden, werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 13 - Open vraag

Noteer het meervoud van de volgende woorden: praatje, foto, tosti.

Slide 14 - Open vraag

Vul de juiste vorm in.

De winnaar staat hier ... (vermelden).

Slide 15 - Open vraag

Vul de juiste vorm in.

De krant .... (vermelden) vandaag de winnaar.

Slide 16 - Open vraag

Vul de juiste vorm in.

De krant .... (vermelden) gisteren de winnaar.

Slide 17 - Open vraag

Welk bijvoeglijk naamwoord is niet juist geschreven?
A
blauwe
B
dikke
C
scheve
D
ijzere

Slide 18 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in.

Deze .... (primitief) spelcomputer is niet populair.

Slide 19 - Open vraag

Welk werkwoord is juist geschreven?
Nederland en Frankrijk .... vroeger aan elkaar.
A
grenste
B
grensde
C
grensten
D
grensden

Slide 20 - Quizvraag

Nederlands
Taalverzorging 5.3: Verleden tijd zwakke werkwoorden
Leerdoel
  • Je kunt de verleden tijd van zwakke werkwoorden goed spellen. 

Uitleg
  • Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd: ik loop - ik liep.
  • Zwakke werkwoorden krijgen + de(n) of +te(n) erbij: ik werk - ik werkte; ik  haal - ik haalde.

Stappenplan
  1. Vind de stam of ik-vorm van het werkwoord: werken > ik, halen > haal.
  2. Luister naar de laatste klank in de stam: 't sexy fokschaap + te(n) en de rest + de(n).
  3. Werkwoorden in het meervoud krijgen +n: ik haalde - wij haalden.



Slide 21 - Tekstslide

Nederlands
Taalverzorging 5.3: Verleden tijd zwakke werkwoorden
Leerdoel
  • Je kunt de verleden tijd van zwakke werkwoorden goed spellen. 

Uitleg
Vul de juiste vorm van het werkwoord 'proeven' in. Ga af op je gevoel!
Ik ... gisteren een oester.

Vul de juiste vorm van het werkwoord 'reizen' in. Ga af op je gevoel!
De twee studenten .... vorig jaar door heel Europa.



Slide 22 - Tekstslide

Nederlands
Taalverzorging 5.3: Verleden tijd zwakke werkwoorden
Leerdoel
  • Je kunt de verleden tijd van zwakke werkwoorden goed spellen. 

Uitleg
Vul de juiste vorm van het werkwoord 'proeven' in. Ga af op je gevoel!
Ik proefde gisteren een oester. 
De stam is proev | en dus proefde.

Vul de juiste vorm van het werkwoord 'reizen' in. Ga af op je gevoel!
De twee studenten reisden vorig jaar door heel Europa.
De stam is reiz | en dus reisden (let op de -n voor de meervoudsvorm).



Slide 23 - Tekstslide

Nederlands
Taalverzorging 5.3: Verleden tijd zwakke werkwoorden
Leerdoel
  • Je kunt de verleden tijd van zwakke werkwoorden goed spellen. 

Opdracht
  • Lees de theorie.
  • Maak alle opdrachten af.

Stappenplan verleden tijd zwakke werkwoorden
  1. Vind de stam of ik-vorm van het werkwoord: werken > ik, halen > haal.
  2. Luister naar de laatste klank in de stam: 't sexy fokschaap + te(n) en de rest + de(n).
  3. Werkwoorden in het meervoud krijgen +n: ik haalde - wij haalden.

Slide 24 - Tekstslide

Nederlands
Poëzie en fictie
Leerdoelen
  • Je kunt je inleven in andere personen en situaties.

Opdracht
  • Neem onderdeel C Familie voor je.
  • Gezamenlijk werken aan de opdrachten: lezen  > vragen beantwoorden > lezen enzovoort.


Slide 25 - Tekstslide

Nederlands
Afsluiting
Lesdoel 
  • Je kunt de verleden tijd van zwakke werkwoorden goed spellen.
  • We werken aan fictiedoelen.

Aanstaande toetsen
  • Taalverzorging H4-H5: vrijdag 3 juni



Toets bespeken

Slide 26 - Tekstslide