Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Yuverta
‹
Terug naar zoeken
Herhaling hfst 5 t/m 8 sporten
herhalingsles sporten
hfst 5 t/m 8
1 / 38
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Mens & Natuur
Middelbare school
vmbo lwoo, b, k
Leerjaar 1
In deze les zitten
38 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
2 videos
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
herhalingsles sporten
hfst 5 t/m 8
Slide 1 - Tekstslide
lesdoel
Aan het eind van de les hebben basisstof 5 t/m 8 herhaald
Slide 2 - Tekstslide
spierenstelsel
- alle spieren bij elkaar noem je het spierenstelsel
- spieren zitten met pezen aan botten vast
Slide 3 - Tekstslide
In je lichaam zitten veel spieren. hoe heten alle spieren samen?
A
Het spierstelsel
B
Het Skelet
C
Het orgaanstelsel
D
motoriek en beweging
Slide 4 - Quizvraag
Spieren leveren kracht: als je een activiteit doet, gebruik je spieren. wat leveren de spieren?
A
voedingstoffen
B
water
C
zuurstof
D
spierkracht
Slide 5 - Quizvraag
samenwerken
- armbuigspier - biceps
-armtrekspier - triceps
- Antagonisten zijn twee spieren die samenwerken
Slide 6 - Tekstslide
In je bovenbenen zitten buigspieren en strekspieren waarmee je je been kunt buigen en
strekken.
Wat gebeurt er met deze spieren als jij je been buigt?
A
De buigspier wordt korter en dikker, de strekspier wordt langer en dunner.
B
De buigspier wordt langer en dunner, de strekspier wordt korter en dikker.
C
De buigspier wordt korter en dikker, de strekspier wordt korter en dikker.
D
De buigspier wordt langer en dunner, de strekspier wordt langer en dunner.
Slide 7 - Quizvraag
een buigspier en een strekspier die samen één beweging mogelijk maken, heten?
A
antagonisten
B
biceps
C
triceps
D
armspieren
Slide 8 - Quizvraag
kracht meten
Slide 9 - Tekstslide
kracht meten
-kracht meten we met een veerurnster
De eenheid van kracht is Newton
kracht is een grootheid
Slide 10 - Tekstslide
Met wat kun je een kracht meten?
A
Veerconstante
B
Krachtconstante
C
Draagkracht
D
Veerunster
Slide 11 - Quizvraag
De eenheid van kracht is ..... Het symbool voor kracht is .....
A
F ; N
B
Newton ; n
C
newton ; N
D
newton ; F
Slide 12 - Quizvraag
Verbranding
Slide 13 - Tekstslide
Verbranding
Slide 14 - Tekstslide
Wat is het doel van verbranding?
A
Energie vrijmaken
B
Afval maken
C
Nieuwe stoffen maken
D
De brandweer helpen
Slide 15 - Quizvraag
Wat heb je niet nodig voor verbranding?
A
Ontbrandingstemperatuur
B
Brandstof
C
Koolstofdioxide
D
Zuurstof
Slide 16 - Quizvraag
Bij verbranding ontstaat:
A
Zuurstof
B
Stikstof
C
Koolstofdioxide
D
Vuur
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Video
Ademhalen door de mond is gezonder dan ademhalen door de neus.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 19 - Quizvraag
Welke afvalstoffen
scheiden je longen uit?
A
water en koolstofdioxide
B
water en zuurstof
Slide 20 - Quizvraag
Waar vindt gaswisseling plaats?
A
Luchtpijp
B
Long
C
Keelholte
D
Longblaasje
Slide 21 - Quizvraag
Hart --> longen --> hart
Welke bloedsomloop wordt hier beschreven?
A
De kleine bloedsomloop
B
De grote bloedsomloop
Slide 22 - Quizvraag
In de haarvaten van de longen wordt zuurstof opgenomen in het bloed.
Bij welke bloedsomloop horen de haarvaten van de longen?
A
bij de grote bloedsomloop
B
bij de kleine bloedsomloop
Slide 23 - Quizvraag
In de longblaasjes gaat zuurstof van het bloed naar de longen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 24 - Quizvraag
sporten
krachtsporter -eiwitten
duursporter- koolhydraten
Slide 25 - Tekstslide
lichaamstemperatuur
- haarvaten worden wijder
-zweten
Slide 26 - Tekstslide
Zweetklieren maken zweet. Wat is de functie van zweet?
A
nat houden van de huid
B
soepel houden van de huid
C
afkoeling van de huid
D
zweten
Slide 27 - Quizvraag
Suzanne zweet veel. Daardoor koelt haar huid af.
Hoe komt dat?
A
De warmte uit de huid wordt gebruikt voor de verdamping van zweet.
B
De warmte uit de huid wordt gebruikt voor de vorming van zweet.
C
De warmte uit de huid wordt gebruikt voor het transport van zweet.
Slide 28 - Quizvraag
Bacteriën veroorzaken een vieze geur als je zweet.
A
waar
B
niet waar
Slide 29 - Quizvraag
Slide 30 - Video
Beschadiging aan weefsel zonder dat er iets is gescheurd of gebroken.
Welke blessure is dit?
A
Spierblessure
B
Botbreuk
C
Verzwikking
D
Kneuzing
Slide 31 - Quizvraag
Bij welke blessure of blessures raken de gewrichtsbanden uitgerekt?
A
bij een botbreuk
B
bij een spierscheuring
C
bij een verstuiking
D
bij kramp
Slide 32 - Quizvraag
Wordt ook wel zweepslag genoemd. Komt vaak voor in hamstring of kuit.
Welke blessure is dit?
A
Spierblessure
B
Botbreuk
C
Verzwikking
D
Kneuzing
Slide 33 - Quizvraag
Bij welke blessure trekken de spieren opeens krachtig samen?
A
bij een ontwrichting
B
bij een verstuiking
C
bij kramp
D
bij spierpijn
Slide 34 - Quizvraag
Wat is belangrijk om blessures te voorkomen
A
Gekke bewegingen maken
B
Een slechte houding
C
Een warming up
Slide 35 - Quizvraag
Hoe kun je door cooling-down blessures voorkomen?
A
door betere doorbloeding
B
door betere afvalstoffen afvoer
Slide 36 - Quizvraag
Aron heeft zijn arm uit de kom. Wat voor blessure is dit?
A
een botbreuk
B
een spierscheuring
C
een ontwrichting
D
een verstuiking
Slide 37 - Quizvraag
einde les
Slide 38 - Tekstslide