Yuverta

Rekenen, voorbereiding examen allerlei, 2

Rekenen, voorbereiding examen allerlei
deel 2
3R1A nog niet gedaan
3R1B klaar 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 200 min

Onderdelen in deze les

Rekenen, voorbereiding examen allerlei
deel 2
3R1A nog niet gedaan
3R1B klaar 

Slide 1 - Tekstslide

inhouds-opgave

- punten en komma's
- tijdschema's
- formules in de 2D- en 3D-wereld
- kwantitatieve informatie
  overzichtsmiddelen
  woordformule
  startgetal
- vragen uit de groep over procenten en verhoudingen

Slide 2 - Tekstslide

internet en andere programma's zoals word
Je gaat alleen aan het begin naar internet om in te loggen bij TOA voor het examen.
Daarna mag je niets meer doen op internet of met een ander programma.
Doe je dat toch, dan springt je scherm op rood.
Een docent komt dan met een geheime code om je examen weer toegankelijk te maken. Na het examen wordt uitgezocht of je fraude hebt gepleegd.

Slide 3 - Tekstslide

punten en komma's bij getallen in Europa
Tip: Gebruik geen punten!
4,567   betekent 4 hele en iets meer dan een halve

4.567   betekent 4 duizend + 500 + 60 + 7
4567    betekent 4 duizend + 500 + 60 + 7

45.670 betekent 45 duizend + 600 + 70
45670  betekent 45 duizend + 600 + 70

Slide 4 - Tekstslide

punten en komma's op de RM
De rekenmachine bij het rekenexamen heeft een komma.

                            De RM op de meeste telefoons gebruikt het 
                             systeem met punten, waar de Europeanen
                             een komma gebruiken. 

                            Bij het examen mag je alleen de RM van                                     TOA gebruiken.

Slide 5 - Tekstslide

tijdschema's
Voor het interpreteren van tijdschema's moet je je realiseren dat 1 uur bestaat uit 60 minuten.

1/3 uur = 60 minuten : 3 x 1 = 20 minuten
1/4 uur = 60 minuten : 4 x 1 = 15 minuten (= het kwartier)
1/5 uur = 60 minuten : 5 x 1 = 12 minuten
1/6 uur = 60 minuten : 6 x 1 = 10 minuten

Slide 6 - Tekstslide

de formules in de 2D- en 3D-wereld

Slide 7 - Tekstslide

Deze formules heb je nodig bij de 2D- en 3D-wereld.

  de formule voor omtrek       =                                 eenheid ?
  de formule voor oppervlakte =                                 eenheid ?
  de formule voor inhoud is     =                                 eenheid ?

Bedenk bij elke opdracht of je iets moet doen met
omtrek, oppervlakte of inhoud.

Slide 8 - Tekstslide

woordenschat      Geef je antwoorden via LessonUp.
'per persoon'   we moeten iets delen
5 bejaarden met 2,5 broodjes; Hoeveel broodjes per persoon?

gemiddeld 
- precies uitrekenen wat het midden is
3 ouderen met de leeftijden 82, 80 en 90 jaar
- ongeveer ; Vorig jaar werden er gemiddeld 1000 huizen per week verkocht. (Je gaat hier dus niets berekenen.)

Slide 9 - Tekstslide

5 bejaarden met 2,5 broodjes; Hoeveel broodjes per persoon?
Typ berekening en antwoord.
timer
2:00
A
5 x 2,5 = 12,5
B
2,5 : 5 = 0,5
C
5 : 2,5 = 2
D
5 - 2,5 = 2,5

Slide 10 - Quizvraag

verdelen en delen     Wat deel je door wat?
Soms zijn de getallen lastig zodat je niet snel ziet hoe je moet verdelen.
Neem dan een vergelijkbare situatie met getallen die het duidelijker maken.
bijvoorbeeld              5 bejaarden met 10 broodjes
                               10 : 5 = 2 broodjes per persoon
dus ook                    5 bejaarden met 2,5 broodjes
                               2,5 : 5 = 0,5 broodje per persoon
>>>>>>>

Slide 11 - Tekstslide

Bereken de gemiddelde leeftijd.
3 ouderen met de leeftijden 82, 80, 90 jaar

timer
2:00
A
(82 + 80 + 90) x 3 = 756
B
82 + 80 + 90 : 3 = 192
C
90 - 82 - 80 = -72
D
(82 + 80 + 92) : 3 = 84

Slide 12 - Quizvraag

woordenschat
'per persoon'   we moeten iets delen
5 bejaarden met 2,5 broodjes; Hoeveel broodjes per persoon?
2,5 broodjes : 5 personen = 0,5 broodje per persoon
gemiddeld 
- precies uitrekenen wat het midden is
3 ouderen met de leeftijden 82, 80, 90 en 86 jaar; gemiddeld
82+80+90 = 252   252:3 ouderen =84 is de gemiddelde leeftijd
- ongeveer ; Vorig jaar werden er gemiddeld 1000 huizen per week verkocht. (Je gaat hier dus niets berekenen.)

Slide 13 - Tekstslide

gemiddelde lengte en         gemiddeld gewicht van Nederlanders
Annie is in 1981
165,9 cm lang.
In 1991 is zij 170 cm
lang. 

Hoe kan dat?
Geef je antwoord via 
LessonUp.>>>>

Slide 14 - Tekstslide

Annie is in 1981 165,9 cm lang.
In 1991 is zij 170 cm lang.

Hoe kan dat?
timer
1:00

Slide 15 - Open vraag

kwantitatieve informatie

Slide 16 - Tekstslide

het cirkeldiagram
Hoeveel procent van de omzet bestaat ongeveer uit fietsen?
onderdelen
accessoires

                                                                           fietsen
e-bikes


Geef je antwoord via lessonUp.

Slide 17 - Tekstslide

Hoeveel procent van de omzet
bestaat ongeveer uit fietsen?

timer
0:30
A
50 %
B
5 %
C
Hoe kan ik dat nou weten?
D
12,5 %

Slide 18 - Quizvraag

het cirkeldiagram

Wat klopt er niet in nevenstaand 
cirkeldiagram?





Geef je antwoord via lessonUp.

Slide 19 - Tekstslide

Wat klopt er niet in het cirkeldiagram?
timer
1:00

Slide 20 - Open vraag

het cirkeldiagram

Wat klopt er niet in nevenstaand 
cirkeldiagram?

47 + 26 + 9 + 2 + 6 = 90 %
Een cirkeldiagram moet altijd 
over 100% gaan.




Geef je antwoord via lessonUp.

Slide 21 - Tekstslide

het staafdiagram

a. Hoeveel meer bekeuringen werden 
er in 2010 dan in 2011 gegeven in de 
gemeente Huissen?

b. In welk jaar werden er in totaal 
het minst bekeuringen uitgedeeld?



Geef je antwoorden via lessonUp.

Slide 22 - Tekstslide

Typ je antwoorden bij vraag a en b.
timer
1:00

Slide 23 - Open vraag

het staafdiagram

a. Hoeveel meer bekeuringen werden 
er ongeveer in 2010 dan in 2011 
gegeven in de gemeente Huissen?
20 - 10 = 10 bekeuringen minder

b. In welk jaar werden er in totaal het minst bekeuringen uitgedeeld?
in totaal = drie gemeenten samen; De staaf van 2011 is het laagst, dus in 2011 de minste bekeuringen.


Geef je antwoorden via lessonUp.

Slide 24 - Tekstslide

het lijndiagram                   t = uur van opening ('lesuur')
N = het aantal klanten dat in de winkel is 
a. Wat is het verschil tussen het minimum en het maximum aantal klanten?

b. Na welk uur kan de
 baas haar medewerkers
 naar huis sturen?






Geef je antwoorden via lessonUp.

Slide 25 - Tekstslide

startgetal
tek

Slide 26 - Tekstslide

onbekend percentage

Slide 27 - Tekstslide

korting

Slide 28 - Tekstslide