Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
Yuverta
‹
Terug naar zoeken
H10 samenvatting
h10 formules en vergelijkingen
"Dit hoofdstuk is superbelangrijk!
Zorg dat je dit hoofdstuk goed begrijpt.
Vraag als je iets niet helemaal snapt tijdens de livestream of later via de mail.
1 / 30
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Wiskunde
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
In deze les zitten
30 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
h10 formules en vergelijkingen
"Dit hoofdstuk is superbelangrijk!
Zorg dat je dit hoofdstuk goed begrijpt.
Vraag als je iets niet helemaal snapt tijdens de livestream of later via de mail.
Slide 1 - Tekstslide
§ 10.1
Je kunt formules korter maken
Slide 2 - Tekstslide
je hebt geleerd dat :
woorden vervangen moeten worden door letters
het keer-teken weggelaten moet worden
een getal voor de letter moet komen te staan
als er een 1 staat voor de letter, we de 1 weglaten
bedrag = 7 + aantal x 1
b= 7 + a x 1
b = 7 + a1
b = 7 + 1a
b = 7 + a
Slide 3 - Tekstslide
Maak de volgende woordformule zo kort mogelijk:
aantal maanden x 1,50 - 30 = winst
A
a x 1,5 - 30 = w
B
50a - 30 = w
C
w = a1,50 - 30
D
w = -30 + 1,5a
Slide 4 - Quizvraag
Welke van de vier formules is niet gelijk aan:
w = 16 - 4a
A
16 - 4a = w
B
-4a + 16 = w
C
w = 4a - 16
D
w = -4a + 16
Slide 5 - Quizvraag
gebruiken van x en y
in de wiskunde gebruiken we vaak een x en een y in een formule.
de x staat voor invoer
de y staat voor uitkomst
b = 3 + 4a
y = 3 + 4x
Slide 6 - Tekstslide
§10.2
je weet wat termen en variabelen zijn
je weet dat je gelijksoortige termen samen kunt nemen
je kunt formules vereenvoudigen
Slide 7 - Tekstslide
termen en variabelen
termen zijn stukje die je bij elkaar optelt of van elkaar afhaalt.
variabelen zijn letter die steeds veranderen (veranderlijke)
b = 3 + 4a
3 en 4a
a en b
Slide 8 - Tekstslide
gelijksoortige termen mag je samennemen
formule vereenvoudigen
3a + 4a = 7a
6b - 2b = 4b
10c-c= 9c, want eigenlijk staat hier
10c - 1c
3a + 7 kun je niet samennemen
-8+ 4e -2 -3e= k
-8 -2 + 4e -3e = k
-10 -1e = k
-10 -e= k
Slide 9 - Tekstslide
Vereenvoudig de volgende formule:
y = x + 3x -5 + 7
A
y = 3x -13
B
y= 4x -13
C
y = 4x +2
D
y = 6x
Slide 10 - Quizvraag
§10.3
je weet hoe je de uitkomst berekent bij een formule
en
dit goed weet te noteren
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
bereken l als m is 5
berekening (zo schrijf je het op in je schrift)
l = 4m + 11
l= 4x5 + 11
l= 20 + 11
l= 31
Slide 13 - Tekstslide
Bereken y als x= 7.
De formule is y= 24 - 3x
Schrijf je berekening op
Slide 14 - Open vraag
Bereken y als x= -2
De formule is
y= 15 +3( 5-x)
Slide 15 - Open vraag
§10.4
je weet wat een vergelijking is
je kunt bij een probleem een vergelijking opschrijven
je kunt een vergelijking oplossen
Slide 16 - Tekstslide
verschil tussen formule en vergelijking
bij een formule heb je 2 variabelen (invoer en uitkomst zijn onbekend)
3x + 6 = y FORMULE
bij een vergelijking weet je de uitkomst en ben je op zoek naar de invoer
3x + 6 = 15 VERGELIJKING
Slide 17 - Tekstslide
vergelijking opschrijven bij een probleem
Je gaat met een taxi naar de bioscoop. Hoeveel je moet betalen kun je berekenen met de volgende formule:
6 + 3a = b
(a is de afstand in km, b is het bedrag in euro’s)
Je moet voor een rit €37,50 betalen.
Welke vergelijking hoort hierbij?
Slide 18 - Tekstslide
Schrijf de vergelijking hieronder op:
Slide 19 - Open vraag
§10.5
je kunt een vergelijking oplossen met de bordjesmethode
Slide 20 - Tekstslide
bordjesmethode
30- 4a = 18
30 - 4a = 18
4a = 12
a = 3
controle: 30 - 4x3 = 30 - 12 = 18. klopt!
Let op: leg het bordje
NIET op het minteken!
Slide 21 - Tekstslide
los de volgende vergelijking op: 7 + 3a = 46
7 + 3a = 46
3a = 39
a =13
Slide 22 - Tekstslide
vergelijking oplossen, maar eerst vereenvoudigen
2a + 3a + 10 - 7 = 23
5a + 3 = 23
5a = 20
a= 4
Slide 23 - Tekstslide
Los de volgende vergelijking op:
5a - 10 = 35
A
5a = 25 a= 5
B
5a = -45 a = -9
C
5a =.45 a= 40
D
5a = 45 a = 9
Slide 24 - Quizvraag
Los de volgende vergelijking op:
10 + 5a -8 -3a = 3
Slide 25 - Open vraag
Ik begrijp alles en kan het nu zelf.
A
Ja
B
Nee
Slide 26 - Quizvraag
Ik wil graag uitleg over .... van hoofdstuk 10
Slide 27 - Open vraag
Ga nu maken :
Test je zelf T1, T3 t/m T6, T8.
Zorg dat je de berekeningen noteert!
Slide 28 - Tekstslide
Kijk test jezelf na!
Zijn er opvallende fouten bij? Welke?
Slide 29 - Open vraag
Maak daarna
§10.6: 40, 41 acef, 42, 43, 44, 45.
Slide 30 - Tekstslide