Alle onderdelen zitten in dezelfde stroomkring.Als één onderdeel kapot is, werken de andere onderdelen ook niet meer.
Slide 5 - Tekstslide
serie- en parallelschakeling
Kenmerken van een serieschakeling
De stroomsterkte door ieder lampje is gelijk aan
de stroomsterkte door de bron. I
Slide 6 - Tekstslide
serie- en parallelschakeling
Kenmerken van een parallelschakeling:
Elk onderdeel zit in een aparte
stroomkring.
Als één onderdeel kapot is, blijven de andere onderdelen werken
Slide 7 - Tekstslide
serie- en parallelschakeling
Kenmerken van een parallelschakeling:
De stroom door de spanningsbron is de som van
de stromen door de lampjes.
Slide 8 - Tekstslide
Vermeningvuldigingsfactoren
m = milli = : 1000
Dus van A --> mA = x 1000
Dus van mA --> A = : 1000
Slide 9 - Tekstslide
Maken + huiswerk
Vraag 1 t/m 14
blz 76 t/m 86
Als er rustig gewerkt word zullen wij de derde les deze week een practicum gaan doen.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
8.2 Spanning
Blz. 88 en verder
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Spanning meten
Doen we met een spanningsmeter
Spanning geef je aan in volt (v)
Dus dit ding heet een voltmeter
Te herkennen aan de grote V in het scherm
Slide 22 - Tekstslide
Hoe sluit ik de volt meter aan:
Slide 23 - Tekstslide
Maken NU in de les
9.2 vraag 1, 2, 3 en 4
Lees daarvoor ook goed de tekst op blz 88 en 89
Slide 24 - Tekstslide
Soorten schakelingen
Slide 25 - Tekstslide
Schakeling met
1 lampje
Nu gaan we de spanning meten. Bouw de schakeling zoals op de tekening.
De voltmeter staat parallel geschakeld met het lampje.
Slide 26 - Tekstslide
Maken nu in de les
5, 6 en 7
Als klaar start dan in tweetallen (dus niet met 3):
Proefje 1
Slide 27 - Tekstslide
Nu maken in de les + huiswerk
Maak proef 2
Daarna vraag 8, 9 en 10
Controlleer goed of je alle vragen van 8.1 en 8.2 goed hebt gemaakt en of ze in je boek staan.
Slide 28 - Tekstslide
Nakijken 8.2
8.2 Spanning
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Tekstslide
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Tekstslide
8.3 Energieverbruik
Bladzijde 99 t/m 114
Zelfstandig maken vraag 3 t/m 21
Slide 40 - Tekstslide
Leerdoelen
Slide 41 - Tekstslide
Vermogen
Vermogen = het totaal aantal energie dat een apparaat per seconde gebruikt.
Dit is aangegeven in Watt (W)
1 W = 1000 mW
1 mW = 0,001 W
Slide 42 - Tekstslide
Hoe reken ik watt uit en milliWatt
van W(att) naar mW = ...... X 1000 = antwoord
van mW naar W(att) = ....... : 1000 = antwoord
Maken en goed oefenen vraag 1 t/m 5 in je boek.
Niet af niet weg.....
Slide 43 - Tekstslide
Vermogen berekenen
Vermogen = spanning X stroomsterkte
Spanning = als Volt (V)
Stroomsterkte = als ampère (A)
Je berekend dan vermogen en dat is Watt
Slide 44 - Tekstslide
Door rekenen
Vermogen = spanning X Stroomsterkte
Stroomsterkte = Vermogen : Spanning
Spanning = Vermogen : stroomsterkte
Spanning = volt = V
Stroomsterkte = Ampère = A
Vermogen = Watt = W
Slide 45 - Tekstslide
Oefenen en verplicht maken
Vraag 6, 7, 8, 9 en 10
blz. 104, 105 en 106
Slide 46 - Tekstslide
Energie
kWh-meter = kiloWattuurmeter
ENERGIE = VERMOGEN x TIJD
De hoeveelheid energie die een apparaat verbruikt meet je in kilowattuur
Maken vraag 11, 12, 13, 14, 15
Slide 47 - Tekstslide
Nakijken 9.3
Antwoorden staan in deze lessonup:
Slide 48 - Tekstslide
Slide 49 - Tekstslide
Slide 50 - Tekstslide
Slide 51 - Tekstslide
Slide 52 - Tekstslide
Slide 53 - Tekstslide
Slide 54 - Tekstslide
Slide 55 - Tekstslide
Slide 56 - Tekstslide
Slide 57 - Tekstslide
Slide 58 - Tekstslide
Slide 59 - Tekstslide
Slide 60 - Tekstslide
Slide 61 - Tekstslide
Slide 62 - Tekstslide
Slide 63 - Tekstslide
4. Rendement & Capaciteit
blz 114 en verder
Slide 64 - Tekstslide
Leerdoelen:
Slide 65 - Tekstslide
Belangrijke woorden deel 1
Rendement = De energie die een apparaat (bv een lamp) omzet in nuttige energie (licht)
Energie verlies = Energie die je niet nodig hebt (bv. de warmte die een lamp ook geeft)
Maken vraag 1 t/m 8
Slide 66 - Tekstslide
Slide 67 - Tekstslide
Slide 68 - Tekstslide
De Accu
= Chemische energie opgeslagen
Capaciteit = stroomsterkte * tijd
De totale hoeveelheid energie die een accu kan leveren
Slide 69 - Tekstslide
Capaciteit
De capaciteit van een batterij geeft aan hoeveel energie er in opgeslagenkan worden.
Een iPhone 13 batterij heeft een capaciteit van 3.722 mAh
Slide 70 - Tekstslide
De formules die hierbij horen:
rendement = ( nuttig afgestane energie / totaal opgenomen energie ) * 100%
weerstand=stroomsterktespanning
vermogen=spanning⋅stroomsterkte
energieverbruik=vermogen⋅tijd
capaciteit=stroomsterkte⋅tijd
Slide 71 - Tekstslide
Slide 72 - Tekstslide
Ah?
Ah = ampère-uur
bv 40 Ah --> bij een stroomsterkte van 4 ampère duurt het 10 uur (h) voor dat de accu leeg is
Slide 73 - Tekstslide
Batterij
al geladen
spanning word gekregen door een scheikunde reactie in de batterij
kan je niet opnieuw opladen
Slide 74 - Tekstslide
Oplaadbare battarij
Batterij is een soort mini accu
Met een hele kleine capaciteit. -->mAh (milliampère-uur)
Je vindt ze in je telefoon, Ipad en oplaadbare speakers
1 Ah =1000 mAh
1 mAh = 0,001
Slide 75 - Tekstslide
Sommige bij battarijen
tijd = capaciteit : stroomsterkte
+
van mAh --> Ah = ......... : 1000
van Ah --> mAh = .......... X 1000
Slide 76 - Tekstslide
Slide 77 - Tekstslide
Slide 78 - Tekstslide
Slide 79 - Tekstslide
Slide 80 - Tekstslide
Slide 81 - Tekstslide
Slide 82 - Tekstslide
Slide 83 - Tekstslide
Slide 84 - Tekstslide
Klaar?
Nu goed leren voor de toets.
Nog een keer oefenen met alle vragen kan heel erg helpen.
leren blz 72 t/m 124
Slide 85 - Tekstslide
8.5 Elektrische Apparaten
Leerdoelen:
Elektriciteitsdraden
Gevaren elektriciteit
Kortsluiting
Randaarde
Dubbele isolatie
Transformator
Slide 86 - Tekstslide
Fasedraaden nuldraad
Bruin - fasedraad - 230V
Blauw - nuldraad - 0V
Groen/Geel - aardedraad - 0V
Zwart - schakeldraad - alleen als deze 'aan' staat.
Slide 87 - Tekstslide
Gevaren van elektriciteit
Slide 88 - Tekstslide
Kortsluiting
Slide 89 - Tekstslide
Hoe ben je beschermd tegen stroom?
Randaarde
Lekkende stroom gaat niet door je lichaam,
maar via de geelgroene aardedraad
direct naar de aarde.
Slide 90 - Tekstslide
Enkele/dubbele isolatie
Bij een apparaat met dubbele isolatie is er een extra isolatielaag en meestal een plastic buitenkant.
Slide 91 - Tekstslide
Toepassing transformator
In veel alledaagse onderdelen zit een transformator, zoals de adapter van je telefoon/tablet/laptop. De transformator zet de wisselspanning van 230 V om in een lagere gelijkspanning van bijv. 5 V.
Slide 92 - Tekstslide
condensator
spoel /transformator
weerstand
Slide 93 - Tekstslide
Aan de slag
Wat? Opdracht 1 t/m 15
Waar? BLZ 126 t/m 132
Klaar? Test jezelf van 8.5!
Slide 94 - Tekstslide
8.6 De huisinstallatie
Leerdoelen:
Overbelasting
Groepenkast -> Zekeringen
Aardlekschakelaar
Slide 95 - Tekstslide
Wat zit er in de meterkast?
Hoofdzekering:
Controleert of er niet te veel stroom het huis ingaat.
Kilowattuur-meter:
Deze meet hoeveel elektrische energie je in huis gebruikt.
Aardlekschakelaar:
Deze controleert of er ergens in huis stroom lekt.
In dat geval verbreekt het de stroomkring.
Slide 96 - Tekstslide
Wat zit er in de meterkast?
Groepenkast:
Een groep verzorgt de elektriciteit voor een deel van het huis.
Iedere groep is beveiligd met een zekering.
Een zekering verbreekt de stroomkring, als er teveel stroom wordt verbruikt in een groep.
Slide 97 - Tekstslide
Overbelasting
Als er teveel apparaten aanstaan in een groep, ontstaat overbelasting.
De kabels worden zo heet dat er brand kan ontstaan.