eerste les

Een lekker gebakje
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Een lekker gebakje

Slide 1 - Tekstslide

3 voorbeelden van gebakje

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Tekstslide

De kleuren op deze afbeelding zijn.....??
Maak de zin af.
A
Secundaire kleuren
B
Tertiare kleuren
C
Primaire kleuren

Slide 4 - Quizvraag

De kleuren, groen, paars en oranje zijn....
A
Tertiaire kleuren
B
Secundaire kleuren
C
Kleurverloop
D
Complementaire kleuren

Slide 5 - Quizvraag

De kleuren rood en groen bij elkaar zijn...?
A
Een complementair kleurcontrast
B
een kleurverloop
C
een kleurenfamilie
D
onzuivere kleuren

Slide 6 - Quizvraag

Wanneer je een primaire kleur met een secundaire kleur mengt krijg je een...?
A
Kleurverloop
B
Optische kleurmenging
C
Tertiaire kleur
D
Zuivere kleur

Slide 7 - Quizvraag

In deze afbeelding zie je de ....... van de kleur groen. Welk woord ontbreekt in deze zin?
A
Kleurverloop
B
Kleurenfamilie
C
onzuivere kleuren
D
Kleurhelderheid

Slide 8 - Quizvraag

Textuur is .......?
Maak de zin af.
A
de manier waarop een vorm in elkaar zit of is opgebouwd in een regelmatig patroon,
B
het zichtbare en voelbare oppervlak. Textuur is glad, hard, glibberig, nat, etc.
C
de stofuitdrukking van verschillende materialen in een schilderij
D
een vorm die natuurlijk is.

Slide 9 - Quizvraag

Structuur is.....
maak de zin af.
A
verschillende vormen zoals geometrische en organische vormen
B
een vorm die natuurlijk is.
C
het zichtbare en voelbare oppervlak. Textuur is glad, hard, glibberig, nat, etc.
D
de manier waarop een vorm in elkaar zit of is opgebouwd in een regelmatig patroon.

Slide 10 - Quizvraag

De ............ van de honingraat is opgebouwd uit een herhalend patroon van dezelfde vorm.
Welk woord ontbreekt in deze zin?
A
Textuur
B
Structuur

Slide 11 - Quizvraag

De ............ van deze boom voelt hard en hobbelig.
A
Textuur
B
Structuur

Slide 12 - Quizvraag

Deze kunstenares maakt wandtapijten. Doordat ze verschillen in ........ aanbrengt, lijken haar tapijten op landschappen met mos, gras en water.
A
Structuur
B
Textuur

Slide 13 - Quizvraag

Tussen een vierkant en een cirkel zit een groot ............... de vierkant is hoekig terwijl de cirkel rond is.
A
geometrisch
B
open vorm
C
vormcontrast
D
organisch

Slide 14 - Quizvraag

Wat zijn organische vormen?
A
Geometrische vormen
B
Vierkanten, driehoeken en rechthoeken
C
Natuurlijke vormen
D
Ronde vormen

Slide 15 - Quizvraag

In welke afbeelding zie je geometrische vormen?
A
B
C
D

Slide 16 - Quizvraag

Welke afbeelding is een voorbeeld van een geabstraheerde vorm?
A
B
C
D

Slide 17 - Quizvraag

Bekijk afbeelding 1
Wat is waar?
De voorstelling op afbeelding 1 is een . . .
Voorstelling
A
Schematische voorstelling
B
Voorstelling naar de verbeelding
C
Voorstelling naar de waarneming
D
Realistische voorstelling

Slide 18 - Quizvraag

Bekijk afbeelding 2
Op afbeelding 2 zie je
een voorbeeld van een:
Voorstelling
A
Portret
B
Non-figuratieve voorstelling
C
Stilleven
D
Landschap

Slide 19 - Quizvraag

Bekijk afbeelding 3
Op afbeelding 3 zie je
een voorbeeld van een:
Vormgeving
A
Warm-koud contrast
B
Bruin kleurengamma
C
Complementair contrast
D
Licht donker contrast

Slide 20 - Quizvraag

Bekijk afbeelding 4
Welke bewering is juist?
Op afbeelding 4 zie je een . . .
Vormgeving
A
Symmetrische compositie
B
Verticale compositie
C
Ritmische compositie
D
Horizontale compositie

Slide 21 - Quizvraag

Bekijk afbeelding 5
Bij afbeelding 5 zie je
de meest verzadigde kleur in:
Vormgeving
A
Ring 1
B
Ring 3
C
Ring 2
D
Ring 5

Slide 22 - Quizvraag

Bekijk afbeelding 6
De stand van de kop
op afbeelding 6 noem je:
Voorstelling
A
En Profil
B
Driekwart stand
C
Achterwaards
D
Frontaal

Slide 23 - Quizvraag

Bekijk afbeelding 7
Op afbeelding 7 zie je
een voorbeeld van:
Vormgeving
A
Onverzadigde kleuren
B
Complementaire kleuren
C
Primaire kleuren
D
Tertiaire kleuren

Slide 24 - Quizvraag

Bekijk afbeelding 8
De meest opvallende
voorstellingsaspecten
in afbeelding 8 zijn . . .
Voorstelling
A
de symbolen en attributen die de personen bij zich dragen
B
vormen en kleuren in het interieur waar de figuren zich bevinden.
C
De dynamische lichaamshouding en de angstige gezichtsuitdrukking van de figuren.
D
De kostbare kledingstukken die de figuren aanhebben.

Slide 25 - Quizvraag

Bekijk afbeelding 9
De pijlen op afbeelding 9
wijzen naar de . . .
Vormgeving
A
Topvorm
B
Hoofdvorm
C
Tussenvorm
D
Restvorm

Slide 26 - Quizvraag

Bekijk afbeelding 10
De Ruimtesuggestie
( of dieptewerking) in het stilleven
op afbeelding 10 ontstaat door . . .
Vormgeving
A
Verkleining en vervaging
B
Kleurperspectief ( warme kleuren voorin, koude kleuren achterin)
C
Coulissenwerking (Ruimtewerking door achter elkaar geplaatste voorwerpen die half voor elkaar staan.)
D
Overlapping

Slide 27 - Quizvraag