1.2 - voeding en leefstijl

Thema 1: voeding, vertering en verbranding




Basisstof 2
Voeding en leefstijl
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Thema 1: voeding, vertering en verbranding




Basisstof 2
Voeding en leefstijl

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  •  Herhaling 1.1 - voedingsstoffen
  • Uitleg 1.2 - voeding en leefstijl
  • Uitleg PO, gezonde maaltijd
  • Werktijd
  • Afsluiting - balspel

Slide 2 - Tekstslide

Boter is een
A
Plantaardig voedingsmiddel
B
Dierlijk voedingsmiddel
C
Voedingsstof

Slide 3 - Quizvraag

Alles wat je eet en drinkt noem je een...

Slide 4 - Open vraag

vegetarische kroketten zijn
A
plantaardige voedingsmiddelen
B
dierlijke voedingsmiddelen

Slide 5 - Quizvraag


de voedingsstof water is een..
A
Bouwstof
B
brandstof
C
reserve stof
D
beschermende stof

Slide 6 - Quizvraag

Joey wilt graag bodybuilder worden, welke voedingsstof moet hij veel binnen krijgen?
A
vitamines
B
koolhydraten
C
eiwitten
D
vetten

Slide 7 - Quizvraag

Welke voedingsstof beschermt je tegen ziektes?
(meerdere antwoorden)
A
vitamines
B
mineralen
C
koolhydraten
D
eiwitten

Slide 8 - Quizvraag

Leerdoelen
Aan het einde van de les:

  • Kun je bepalen of iemand een gezond gewicht heeft.
  • Kun je uitleggen wat een gezonde leefstijl is en hoe dit bevorderd kan worden.
  • Kun je advies geven over voeding met de schijf van vijf.

  •  Kun je uitleggen wat voedselbederf is en hoe je kan het voorkomen.
  • Je weet welke delen van planten je kan eten.

Slide 9 - Tekstslide

Gezonde lichamelijke conditie
Als je een goede lichamelijke conditie hebt is je lichaam gezond. Hoe blijft je lichaam gezond?

  • gezond en gevarieerd eten
  • genoeg bewegen, minimaal een uur
  •  genoeg slapen, 8 tot 10 uur per dag voor jongeren
  • regelmatig ontspannen/relaxen!

Slide 10 - Tekstslide

Gewicht
Je gewicht is afhankelijk van meerdere dingen, bijvoorbeeld wat je eet en hoeveel je eet.

Gewicht is ook afhankelijk van erfelijke eigenschappen zoals stofwisseling en bouw.

Slide 11 - Tekstslide

BMI
BMI, body mass index, is een cijfer dat aangeeft of je een gezond gewicht hebt.

een BMI tussen de 18,5 en 25 is gezond voor een volwassene.

Slide 12 - Tekstslide

Overgewicht en ondergewicht.
Als je meer eet dan je verbruikt dan kom je aan, dit kan leiden tot overgewicht. Ernstig overgewicht noem je obesitas. 
(BMI is hoger dan 25)

Als je minder eet dan je verbruikt dan val je af, dit kan leiden tot ondergewicht. Als je afvalt verbruikt je lichaam reservestoffen (vet). (BMI is lager dan 18,5)

Slide 13 - Tekstslide

Gerda heeft een BMI van 28.
Gerda heeft ...
A
ondergewicht
B
overgewicht
C
een gezond gewicht

Slide 14 - Quizvraag

Middelomtrek
Door je middelomtrek op te meten kun je ook zien of iemand een gezond gewicht heeft.

Veel vet op je buik verhoogt het risico op hart- en vaatziekten.

Slide 15 - Tekstslide

Onbetrouwbaar!
BMI en middelomtrek is voor kinderen en jongeren onbetrouwbaar!
Je kunt ook met een te hoge/lage BMI een gezond gewicht hebben.  Het zelfde geldt voor middelomtrek.

Het belangrijkste is dat je gezond eet en genoeg beweegt.

Slide 16 - Tekstslide

Schijf van vijf
Elk vakje geeft aan hoeveel je van een bepaalde voedingsstof moet eten.
Hoe groter een vakje, hoe meer je van dat product moet eten.

Slide 17 - Tekstslide

Niet in de schijf 

Sommige dingen staan niet in de schijf van vijf.
Dat betekent dat je ze beter niet elke dag kan eten en niet te veel.

Slide 18 - Tekstslide

Welk voedingsmiddel geeft het groene vakje aan?
A
Dranken
B
Bereidingsvetten
C
Graanproducten
D
Groente en fruit

Slide 19 - Quizvraag

Voedselbederf
Bij voedselbederf groeien en veel bacteriën en schimmels op het eten. 

Hier kun je ziek van worden.

Slide 20 - Tekstslide

Voedselvergiftiging
Als je voedsel eet waar deze schadelijke stoffen inzitten eet dan krijg je voedselvergiftiging.
Je zal dan veel overgeven en diarree krijgen.

Slide 21 - Tekstslide

Schimmel op voedsel kun je wegsnijden, zodat je de rest kan opeten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Conserveren
Voedsel bewaren op een manier waardoor schimmels en bacteriën niet kunnen voortplanten:
  • Invriezen
  • Vacuüm verpakken
  • Zuur toevoegen

Slide 23 - Tekstslide

Augurken zijn een voorbeeld van
A
Invriezen
B
Vacuüm verpakken
C
zuur toevoegen
D
voedselbederf

Slide 24 - Quizvraag

Eetbare delen van een plant
Mensen en dieren kunnen niet hun eigen voedingsstoffen maken, planten wel. 

Daarom eten wij de delen waar deze reservestoffen zijn opgeslagen.

Slide 25 - Tekstslide

Eetbare delen van een plant
  • Wortels
  • Stengels
  • Bladeren
  • Vruchten/zaden
  • Bloemen
  • Bollen/knollen

Slide 26 - Tekstslide

Welk onderdeel van de plant is rijst?
A
Bloem
B
Wortel
C
Blad
D
Zaad

Slide 27 - Quizvraag

Geef een voorbeeld van bladeren die wij eten.

Slide 28 - Open vraag

Praktische opdracht - weging 1
  • Ontwerp een gezonde maaltijd (ontbijt, lunch of avondeten)
  • Gebaseerd op de schijf van vijf
  • Leg uit waarom je voor elk voedingsmiddel hebt gekozen 
  • Op het bord (krijg je van docent) moet je de maaltijd weergeven (met plaatjes).
  • Inleveren, zie tijdbalk.

Slide 29 - Tekstslide

Werktijd opties
  • Afmaken 1.1
  • Nakijken 1.1
  • Maken 1.2
  • Samenvatten 1.1 en 1.2

OF Emma wil leven kijken.

Slide 30 - Tekstslide