H5 5.3 Schakelingen

Schakelingen
H5.3
2de klas
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Schakelingen
H5.3
2de klas

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel van de les

  • Je kent de symbolen die je gebruikt om een schakelschema te maken.
  • Je kunt het verschil tussen een parallelschakeling en een serieschakeling uitleggen.
  • Je kunt het schakelschema tekenen van een eenvoudige serie- of parallelschakeling.
  • Je kunt uitleggen waarom lampen bijna altijd parallel geschakeld worden.
  • Je kunt uitleggen wat er gebeurt als een parallelschakeling zich vertakt.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk Bespreken
17. 
Lampje B geeft het meeste licht. Hier zijn spanning en stroomsterkte het grootst.


18
.
Je kunt ermee werken op plaatsen waar geen stopcontact in de buurt is. Ook heb je geen last van het snoer bij het werken.
Na een tijdje gaat hij minder goed werken omdat de accu ‘leeg’ raakt. Je moet de accu weer opladen en kunt dan niet verder werken. Een snoerloze boormachine is minder krachtig.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk bespreken
19
a. Stijn moet de plus-kant van de ene batterij tegen de min-kant van de volgende batterij leggen.




b. 9 : 1,2 = 7,5. Je hebt dus 7,5 batterijen nodig, maar halve batterijen bestaan niet.
c. 8,4 V
d. zeven batterijen 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk bespreken
20
a. Omdat dit plaatje de stroom van de min van de bovenste batterij door moet leiden naar de plus van de onderste batterij.

b. De veer is ook gemaakt van een geleidend materiaal. De veer moet de stroom doorleiden naar het contact buiten de batterijhouder.

c. De batterijen zijn dan in serie geschakeld. De plus van de ene batterij zit dan tegen de min van de volgende batterij.

d. 1,5V + 1,5V + 1,5V + 1,5V =6 V

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H5.1 een stroomkring maken

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uit welke onderdelen kan een stroomkring bestaan?
timer
0:30
A
schakelaar, en 2 lampen
B
snoer,lamp,spanningsbron en schakelaar
C
snoeren alleen
D
lampen alleen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor apparaten staan er afgebeeld in de slide hiervoor?
timer
0:30
A
Stroommeters
B
Voltmeters
C
Amperemeters
D
Spanningsbronnen

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doen spanningsbronnen?
timer
0:30
A
vervoeren energie
B
leveren elektrische energie
C
zetten elektrische energie om
D
meten de spanning

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke eenheid wordt stroomsterkte gemeten?
timer
0:30
A
Ampere
B
Kilogram
C
Milliliter
D
Volt

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welk GROOTHEID is VOLT de eenheid?
timer
0:30
A
Stroomsterkte
B
Spanning
C
Massa
D
Volume

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uit welke onderdelen bestaat een fietsdynamo?
timer
0:30
A
Magneet en spoel
B
Batterij,accu en dynamo
C
Spanningsmeter
D
Schakelaar

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

  5.3 Schakelingen

Snoeren, lampen, spanningsbronnen en schakelaars kunnen op verschillende manieren met elkaar verbonden worden. 
Anders gezegd aan elkaar SCHAKELEN!

Om een schakeling het beste uit te leggen doen we dat met een tekening: SCHAKELSCHEMA

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Symbolen voor schakelschema's


Deze moet je uit je hoofd leren.


Bestudeer nu 1 minuut deze plaatjes.
timer
1:00

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Draad
Batterij
Lamp(je)
Schakelaar
Motor(tje)
Stopcontact

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

 Schakelschema's

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Serieschakeling

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In een serieschakeling is er geen vertakking! Er is maar 1 stroomkring. De stroom gaat door alle onderdelen van de schakeling. Als een lampje in de serieschakeling kapot is ,is de stroomkring verbroken.

De stroomsterkte in een serieschakeling is OVERAL EVEN GROOT!

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Parallellschakeling

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In een parallellschakeling heeft elke lamp een eigen vertakking. 
Elke vertakking is, samen met de batterij, een aparte stroomkring.
Elk lampje kun je dus apart AAN-en UIT doen!

Als een lampje doorbrandt blijven de andere gewoon werken!


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak
Vraag 24 t/m 27
Blz. 139 en 140

In groepjes over 10 min bespreken

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bespreken
24 .
a. Een schakeling zonder vertakkingen heet een serieschakeling. Een schakeling met vertakkingen heet een parallelschakeling.
b. Een tekening van een schakeling, waarin elk onderdeel met een speciaal symbool is weergegeven, noem je een schakelschema.
c. Alle stopcontacten en lampen in huis zijn parallel geschakeld.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

25.
timer
0:30
a. een lampje
b. een batterij
c. een spanningsmeter
d. een dichte schakelaar

Slide 27 - Sleepvraag

a. Lamp.
Bespreken
26.
a. 



b. Serieschakeling

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 29 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Hebben we de lesdoelen behaald?
  • Je kent de symbolen die je gebruikt om een schakelschema te maken.
  • Je kunt het verschil tussen een parallelschakeling en een serieschakeling uitleggen.
  • Je kunt het schakelschema tekenen van een eenvoudige serie- of parallelschakeling.
  • Je kunt uitleggen waarom lampen bijna altijd parallel geschakeld worden.
  • Je kunt uitleggen wat er gebeurt als een parallelschakeling zich vertakt.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Maken vraag 28 t/m 30
Blz. 140 en 141

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies