Streekproducten les 4
1 / 17
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Streekproducten
Slide 3 - Woordweb
Zeeuwse bolussen
Goudse moppen
Duivekater
Slide 4 - Sleepvraag
Slide 5 - Video
Geef een voorbeeld van een streekproduct
Slide 6 - Open vraag
Wat is dit?
A
Berliner bol
B
Knoop
C
Kniepert
D
Nonnevot
Slide 7 - Quizvraag
Dit is een.....
A
Taart
B
Grote koek
C
Limburgse vlaai
D
Mijn buren weten dat!
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Waarvan is de baktijd afhankelijk
A
De grootte van het product
B
De samenstelling van het product
C
De afwerking van het product
D
Alle drie de antwoorden zijn goed
Slide 10 - Quizvraag
Waar moet een bakker opletten als hij een beschrijvende benaming geeft aan een product
A
Uit de naam moet de samenstelling blijken
B
De bakker hoeft er niet op te letten
C
De naam van de bakker moet er bij staan
D
Je mag zelf een naam verzinnen
Slide 11 - Quizvraag
Wat is voedingswaarde?
A
Dit geeft aan hoeveel suikers er in product zitten
B
Dit geeft aan hoeveel energie er in een product zit
C
Dat zijn de grondstoffen in een product
D
Dat is niet belangrijk
Slide 12 - Quizvraag
Wanneer mag je het woord roomboter in de naam gebruiken van een product
A
Als je een beetje roomboter gebruikt
B
Als je alleen maar roomboter gebruikt
C
Als je margarine gebruikt
D
Dit mag altijd
