In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 75 min
Onderdelen in deze les
Workshop B2
Wederkerende werkwoorden
Slide 1 - Tekstslide
Doel
Ik begrijp de grammaticaregels bij wederkerende werkwoorden.
Ik ken verschillende wederkerende werkwoorden.
Ik kan het wederkerend voornaamwoord/werkwoord op de juiste plaats in de zin zetten.
Slide 2 - Tekstslide
1. Wat is een kenmerk van een wederkerend werkwoord?
timer
1:00
Slide 3 - Open vraag
Kenmerken
Sommige werkwoorden zijn verplicht wederkerend: er staat dan altijd een wederkerend voornaamwoord in de zin. Bijvoorbeeld: zich vergissen, zich abonneren, zich voornemen, zich misdragen
Werkwoorden die zowel wederkerend, als niet-wederkerend kunnen zijn, noemen we toevallig wederkerend. Bij toevallig wederkerende werkwoorden is er niet altijd een wederkerend voornaamwoord in de zin aanwezig. Bijvoorbeeld: wassen/ zich wassen, scheren/ zich scheren
Slide 4 - Tekstslide
2. Welke wederkerende voornaamwoorden ken je?
timer
1:00
Slide 5 - Open vraag
Wederkerende voornaamwoorden
Wederkerende voornaamwoorden zijn afhankelijk van het persoonlijk voornaamwoord in de zin:
Pers. vnw
Wed. vnw
ik
me
jij/u
je/zich
hij/zij
zich
wij
ons
jullie
je
zij
zich
Slide 6 - Tekstslide
3. Noem drie wederkerende werkwoorden
timer
1:00
Slide 7 - Open vraag
Het wederkerend werkwoord
Een wederkerend werkwoord bestaat uit: werkwoord + wederkerend voornaamwoord zichverslapen
Het onderwerp en het lijdend voorwerp zijn dezelfde persoon: de handeling (lijdend voorwerp) keer terug naar de persoon (het onderwerp) in de zin. Hij verslaaptzich deze week voor de tweede keer.
Slide 8 - Tekstslide
De plaats van het wederkerend voornaamwoord
In de hoofdzin: na het eerste werkwoord
Ik douchme elke morgen. Hij heeftzich deze week voor de tweede keer verslapen. Zij herinnertzich haar eigen telefoonnummer niet. Je moet je niet zo aan hem ergeren.
Slide 9 - Tekstslide
De plaats van het wederkerend voornaamwoord
Bij inversie in de hoofdzin: na het onderwerp
Gisteren meldde hijzich ziek. Volgende week ga ikme opgeven voor een cursus Italiaans. Vanochtend wilde hijzich niet douchen.
Slide 10 - Tekstslide
De plaats van het wederkerend voornaamwoord
In de bijzin: na het onderwerp
Hij zegt dat hijzich bij die beslissing heeft neergelegd. Nadat ik me goed had voorbereid, ging ik examen doen. Hij zei dat hij zich niets van het ongeluk kon herinneren.
Slide 11 - Tekstslide
De plaats van het wederkerend voornaamwoord
Opdracht:
Zet het wederkerend voornaamwoord op de juiste plaats in de zin.
Slide 12 - Tekstslide
1. Hij kan zijn vriend van de basisschool nog goed herinneren.
timer
1:00
Slide 13 - Open vraag
2. Volgens mij heeft hij vandaag niet geschoren.
timer
1:00
Slide 14 - Open vraag
3. Carla zegt dat ze in de datum heeft vergist.
timer
1:00
Slide 15 - Open vraag
4. Ze hebben vanochtend niet gedoucht.
timer
1:00
Slide 16 - Open vraag
5. Hebben jullie al voor de nieuwe cursus ingeschreven?
timer
1:00
Slide 17 - Open vraag
6. We hebben goed op het examen voorbereid.
timer
1:00
Slide 18 - Open vraag
7. Dit weekend hebben we prima geamuseerd.
timer
1:00
Slide 19 - Open vraag
8. Mijn opa hield altijd aan de verkeersregels.
timer
1:00
Slide 20 - Open vraag
9. Omdat hij voor moderne kunst interesseert, is hij naar het Stedelijk museum geweest.
timer
1:00
Slide 21 - Open vraag
10. Waarom schaam je voor het resultaat van de test?
timer
1:00
Slide 22 - Open vraag
Vragen beantwoorden
Opdracht:
Bedenk een antwoord op de volgende vragen.
Slide 23 - Tekstslide
Vragen
Waaraan erger je je het meest?
Herinner je je eerste docent in Nederland nog?
Waar bemoei je je weleens mee?
Hoe bereid je je voor op een werkdag?
Erger je je weleens aan je buren? Zo ja, waarom?
Maak je je weleens zorgen? Zo ja, waarover?
Waar verbaas je je het meest over in Nederland?
Hoe vermaak je je met een weekendje niets doen?
Wanneer heb je je voor het laatst verslapen?
timer
10:00
Slide 24 - Tekstslide
Zinnen schrijven
Opdracht:
Maak zinnen met de volgende woorden.
Slide 25 - Tekstslide
1. zich opgeven voor + dansles
timer
1:30
Slide 26 - Open vraag
2. zich afmelden bij + de cursus
timer
1:30
Slide 27 - Open vraag
3. zich boos maken over + het besluit
timer
1:30
Slide 28 - Open vraag
4. zich voorbereiden op + de les
timer
1:30
Slide 29 - Open vraag
5. zich afzetten tegen + de demonstranten
timer
1:30
Slide 30 - Open vraag
6. zich aanpassen aan + de cultuur
timer
1:30
Slide 31 - Open vraag
7. zich neerleggen bij + het conflict
timer
1:30
Slide 32 - Open vraag
8. zich vermaken met + de film
timer
1:30
Slide 33 - Open vraag
9. zich abonneren op + het filmhuis
timer
1:30
Slide 34 - Open vraag
10. zich bezighouden met + zijn studie
timer
1:30
Slide 35 - Open vraag
Terugkijken
Welke grammaticaregels over wederkerende werkwoorden ken je nu?