In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Guten Tag
Wie geht es euch?
Slide 1 - Tekstslide
jas in de kluis of op de kapstok
muts/capuchon/pet af
oortjes uit
boek/schrift/pen/laptop op tafel
Slide 2 - Tekstslide
Was machen diese Stunde?
Hören und Sehen
Slide 3 - Tekstslide
Lernziel:
Je bent in staat een eenvoudige kijk- en/of luisterfragmenten te begrijpen
Slide 4 - Tekstslide
Aber zuerst.....ein Filmchen!
Slide 5 - Tekstslide
www.zdf.de
Slide 6 - Link
An die Arbeit!
An die Arbeit:
Was? woots.nl:
Wie? selbstständig, am Laptop
HilfeFragen? Hand hoch!
Zeit? 25 Minuten
Fertig? Examenwoordenschat oefenen (StudyGo)
Slide 7 - Tekstslide
Heb ik de leerdoelen behaald?
* ben ik in staat om eenvoudige (kijk- en) luisterfragement te begrijpen?
Slide 8 - Tekstslide
Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
na mijn startsignaal: inpakken
zitten blijven tot de bel gaat- stil
dan: klaar :)
Slide 9 - Tekstslide
Tschüss!
Bis zum nächsten Mal!
Slide 10 - Tekstslide
Guten Tag
Wie geht es euch?
Slide 11 - Tekstslide
jas in de kluis of op de kapstok
muts/capuchon/pet af
oortjes uit
boek/schrift/pen/laptop op tafel
Slide 12 - Tekstslide
Was machen diese Stunde?
Signalwörter
Slide 13 - Tekstslide
Lernziel:
Je begrijpt het belang van signaalwoorden
Je kunt uitleggen wat signaalwoorden zijn en welke functie ze hebben
Je kent en herkent signaalwoorden in een tekst
Slide 14 - Tekstslide
Aber zuerst.....ein Filmchen!
Slide 15 - Tekstslide
www.zdf.de
Slide 16 - Link
Wat doet een signaalwoord?
Een signaalwoord zorgt voor verbanden tussen zinnen of alinea's.
Ook de verbanden binnen zinnen herken je door signaalwoorden.
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
waarom zijn signaal woorden zo belangrijk?
signaalwoorden leggen verband tussen zinnen, zinsdelen en alinea's
verbanden helpen je de tekst beter te begrijpen
als je de tekst beter begrijpt, kun je de vragen beter beantwoorden
Slide 20 - Tekstslide
Signalwörter in Kategorien
Slide 21 - Tekstslide
Theorie signaalwoorden
Signaalwoorden geven verbanden aan
Signaalwoorden hebben een functie
Opsomming
Benadrukking
Bevestiging
Conclusie
Tegenstelling
Gevolg
Reden/oorzaak
Tijd
Voorbeeld geven
Voorwaarde
Slide 22 - Tekstslide
Voorbeelden van signaalwoorden
tegenstelling
aber
dagegen
doch
obwohl
sondern
statt
trotz(dem)
während
im Gegensatz zu
einerseits - andererseits
opsomming
auch
und
außerdem
dann
erstens...zweitens...
nicht nur ...
sondern auch
sowie
dubbele punt (:)
reden/oorzaak
darum
deshalb
also
dadurch
deswegen
nämlich
weil
also
dubbele punt (:)
Tijd
als
bevor
damals
danach
früher
jetzt
heute
immer
wann
wenn
seit
Benadrukking
besonders
selbst
sogar
vor allem
Bevestiging
natürlich'
klar
tatsächlich
wirklich
Slide 23 - Tekstslide
Ich habe statt das Auto, doch ein Fahrrad gekauft. doch = ...
A
gevolg/conclusie
B
reden/verklaring
C
tegenstelling
D
uitbreiding/opsomming
Slide 24 - Quizvraag
Ich habe Englisch, und sogar Deutsch!!! sogar = .........
A
gevolg/conclusie
B
vergelijking
C
versterking
D
tegenstelling
Slide 25 - Quizvraag
Fraudeurs hebben de website van Dixons nagemaakt en hebben tienduizenden advertenties voor grote kortingen op Markplaats gezet, meldt de technologiewebsite Tweakers.
Marktplaats heeft de verkoper inmiddels geblokkeerd, maar de nepsite is nog in de lucht.
De fraudeurs adverteren met flinke kortingen op telefoons. Te mooi om waar te zijn, want op het moment dat mensen bestellen, kunnen zij alleen betalen via een bankoverschrijving naar een Nederlandse ING-rekening.
Op Marktplaats verschenen vanmorgen in korte tijd tienduizenden advertenties van de nepsite. Zo werd een iPhone 6 aangeboden voor 400 euro, in plaats van de gebruikelijke 600 tot 700 euro.
opsomming
Tegenstelling
Reden
Tegenstelling
Slide 26 - Sleepvraag
Ich gehe ins Kino, denn ich finde das toll! denn = .......
A
reden/verklaring
B
tegenstelling
C
vergelijking
D
voorbeeld geven
Slide 27 - Quizvraag
In Utrecht ist viel zu tun, es gibt zum Beispiel viele verschiedene Museen. zum Beispiel = ....
A
voorbeeld geven
B
vergelijking
C
reden/verklaring
D
uitbreiding/opsomming
Slide 28 - Quizvraag
Es ist verboten zu rauchen im Krankenhaus, auch auf dem Schulhof darf nicht mehr geraucht werden. auch= ....
A
conclusie
B
hoeveelheid
C
voorbeeld
D
uitbreiding/opsomming
Slide 29 - Quizvraag
Bisher hat mein Bruder immer gearbeitet. Bisher =
A
benadrukking
B
conclusie
C
tegenstelling
D
tijd
Slide 30 - Quizvraag
Es gibt Leute die viel verdienen, aber manche verdienen wenig aber =
A
conclusie
B
opsomming
C
tegenstelling
D
voorbeeld
Slide 31 - Quizvraag
weil
und
aber
während
nicht / sondern
also
nur
deshalb
zum Beispiel
Ich kann nicht kommen, ....... ich krank bin.
Ich habe einen Hund .... eine Katze.
Ich habe keine Zeit, .... ich werde dir trotzdem helfen.
Wir haben alle Hunger, .... Peter nicht.
Er hat Chips gegessen ...... der Deutschstunde.
Ich bin ...... böse ....... enttäuscht.
Mein Fahrrad is kaputt, .... muss ich mit dem Bus fahren.
Ich mache gerne Sport, ..... Hcokey, Fußball und schwimmen.
Es regnet, ..... bleibe ich zu Hause.
Slide 32 - Sleepvraag
An die Arbeit!
An die Arbeit:
Was? Noteer de signaalwoorden in de tekst 15 op pag. 136 en geef het verband aan
Wie? in tweetallen; je markeert de signaalwoorden (zie lijst in je handout); Noteer
welk verband het signaalwoord legt.
Hilfe? Ik loop rond
Zeit? 15 Minuten Fertig? Ga Slim Stampen: examenwoordenschat
Slide 33 - Tekstslide
Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
na mijn startsignaal: inpakken
zitten blijven tot de bel gaat- stil
dan: klaar :)
Slide 34 - Tekstslide
Hallo
Stunde 2
Slide 35 - Tekstslide
jas uit, pet/muts af, oortjes uit
mobiel in de wandtas
laptop dicht op tafel
boek/schrift/pen op tafel
Slide 36 - Tekstslide
Was machen wir heute?
1. Lesefertigkeit
Slide 37 - Tekstslide
Lernziele:
- Je kunt uitleggen wat een samenvattingsvraag is;
- Je kunt de strategie globaal lezen toepassen;
- Je kunt de strategie nauwkeurig lezen toepassen.
Slide 38 - Tekstslide
Wat is een samenvattingsvraag?
en
Hoe moet je deze gaan beantwoorden?
Slide 39 - Tekstslide
moet je...
emeen:
orienterend lezen
voorkennis activeren
globaal lezen
woordenboek gebruiken
Een samenvattingsvraag...
... is een meerkeuzevraag;
... gaat om de samenvatting van een alinea;
... wordt in het Duits gesteld;
... vraagt naar de juiste titel of de kern van de alinea;
Je moet eerst globaal en daarna nauwkeurig lezen!
Slide 40 - Tekstslide
Globaal lezen
- alleen de belangrijkste informatie uit de tekst halen
- Je hoeft niet elk woord te begrijpen
- het gaat om de grote lijnen
- in de eerste en laatste zin van een alinea staat vaak de belangrijkste informatie!!!
Slide 41 - Tekstslide
Nauwkeurig lezen
Je probeert iedere zin van de passage te begrijpen