bewegingsenergie 7.4

Wat heb je bij je
  1. boek
  2. schrift
  3. werkboek deel B (hoofdstuk 7)
  4. pen, potlood en geodriehoek
  5. rekenmachine
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat heb je bij je
  1. boek
  2. schrift
  3. werkboek deel B (hoofdstuk 7)
  4. pen, potlood en geodriehoek
  5. rekenmachine

Slide 1 - Tekstslide

Beweging
Bij een beweging verplaatst een voorwerp in een bepaalde tijd.
Een voorwerp heeft dus een snelheid.

Snelheid: Een natuurkundige grootheid die aangeeft welke afstand in 1 seconde wordt afgelegd.
Het symbool is de kleine letter v. (vitesse, vaart, velocitas, vite)
De eenheid is de meter per seconde (m/s)

Slide 2 - Tekstslide

Snelheid omrekenen
De standaard eenheid voor snelheid is meter per seconde.
Dit noteer je met m/s.

Soms krijg je de snelheid in kilometer per uur (km/h) deze moet je dan omrekenen naar meter per seconde (      )
sm

Slide 3 - Tekstslide

Snelheid omrekenen
Je moet dan van kilometer naar meter uitrekenen  (= x 1000), en van uur naar seconde (x 3600).



Je kan dit ook sneller doen door te delen door 3,6.
dus .... km/h : 3,6 = ... m/s
1uur1km=3600s1000m

Slide 4 - Tekstslide

Reken om van km/h naar m/s
Pak je schrift en neem de tabel over. Noteer het goede antwoord in het goede hokje. Noteer je antwoord in 3 cijfers
km/h
m/s
90,0
54,0
300

Slide 5 - Tekstslide

energie
Als een voorwerp beweegt gebruikt dat voorwerp energie om te bewegen. Deze energie wordt de bewegingsenergie (of kinetische energie) genoemd. (symbool = Ebew of Ekin).

De eenheid van energie is Joule (J)


Slide 6 - Tekstslide

energie
De bewegingsenergie is afhankelijk van de massa (m) in kilogram (kg) en de snelheid (v) in meter per seconde (m/s).

Hoe zwaarder een voorwerp is, des te meer energie kost het om dit voorwerp te laten bewegen (of juist af te remmen).
Maar de snelheid heeft meer invloed, hoe sneller het voorwerp beweegt des te meer energie je nodig hebt, maar de hoeveelheid energie wordt kwadratisch groter (v x v = v2)

Slide 7 - Tekstslide

formule voor bewegingsenergie
Als je dit doorrekent dan wordt de formule:

Ekin=21mv2

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

snelheid uitrekenen
Met deze formule kun je ook de snelheid uitrekenen, bedenk wel dat de snelheid er in het kwadraat in staat dus je moet ergens een wortel trekken als je terug rekent.


v=21mEkin

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

leg in je eigen woorden uit wat bewegingsenergie is

Slide 12 - Open vraag

Henk heeft een massa van 50 kg en 25000 J kinetische energie. Wat is zijn snelheid?

Slide 13 - Open vraag

De kinetische energie van een voorwerp heeft te maken met snelheid en massa. Hoe groter deze zijn, hoe meer (kinetische) energie je hebt. De formule is Ek = 1/2 m v²
Bereken de kinetische energie na 7,0 s trappen.

Slide 14 - Open vraag

Noem een voorbeeld waarbij bewegingsenergie wordt omgezet in elektrische energie.

Slide 15 - Open vraag

Bij eb stroomt het water naar zee. De centrale zet de bewegingsenergie van het stromende water om in elektrische energie. Het nuttig afgegeven elektrisch vermogen van de centrale is 18 MW. Het rendement van de centrale 40%.
Bereken het vermogen van het stromende water dat door de centrale wordt opgenomen.

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag
Maken basisopdrachten van H7.4

Slide 19 - Tekstslide