De voorwerpen

De voorwerpen
Werkboek p. 336-343
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

De voorwerpen
Werkboek p. 336-343

Slide 1 - Tekstslide

Mevrouw Verbruggen is een goede lerares.
Deze zin heeft...
A
Een NWG
B
Een ZWW
C
Een ADPV
D
Een WWG

Slide 2 - Quizvraag

Het park wordt 'het Nationaal Park Hoge Kempen' genoemd.
Deze zin heeft...
A
Een NWG
B
Een NWU
C
Enkel een HOWW
D
Een WWG

Slide 3 - Quizvraag

Het lijdend voorwerp

Slide 4 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp (LV)
  • Staat bij een WWG
  • kan je vervangen door iets of iemand 
  • is het antwoord op de vraag: WIE/WAT + WWG + O?
  • begint NIET met een voorzetsel (in, op, naast, voor, onder,...)
  • staat NIET bij een NWG! 

Slide 5 - Tekstslide

Ik proef de spaghettisaus. 
Je vindt het LV door de vraag: WIE/WAT + WWG + O?

Slide 6 - Tekstslide

België bezit een Nationaal Park in Limburg.
Het LV is...
A
België
B
een Nationaal Park
C
bezit
D
in Limburg

Slide 7 - Quizvraag

Hij heeft een eigen museum dat je kan bezoeken.
Het LV is...
A
Hij
B
je
C
een eigen museum
D
heeft

Slide 8 - Quizvraag

Hij zou dit jaar zijn honderdste verjaardag vieren.
Het LV is...
A
Hij
B
dit jaar
C
zou
D
zijn honderdste verjaardag

Slide 9 - Quizvraag

In het witloofmuseum kom je alles over witloof te weten.
Het LV is...
A
In het witloofmuseum
B
je
C
kom
D
alles over witloof

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

Deze vraag heb ik nog over het LV 🧐

Slide 13 - Open vraag

Oefeningen werkboek
Klassikaal oefening 2                               p337
Per twee oefening 3                                 p338
Alleen of per twee oefening 5-6-7     p339

Slide 14 - Tekstslide

Het meewerkend voorwerp

Slide 15 - Tekstslide

Oefening 9
We maken deze oefeningen samen! 
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Het meewerkend voorwerp (MV)
  • Staat bij een WWG of NWG
  • kan je vervangen door voor iets of voor/aan iemand 
  • is het antwoord op de vraag:
    AAN/VOOR WIE/WAT + WWG/NWG + (LV) + O?
  • begint soms met aan of voor (niet altijd!)
  • COI in het Frans 

Slide 17 - Tekstslide

Ik geef mijn broertje een lepel saus. 


Stel de vraag: AAN/VOOR WIE/WAT + WWG/NWG + (LV) + O?

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Tekstslide

Deze vraag heb ik nog over het MV 🧐

Slide 21 - Open vraag

Hoe vind je het LV in een zin?

Slide 22 - Open vraag

Voor wat staat de afkorting LV?

Slide 23 - Open vraag

Door wat kan je een MV altijd vervangen in een zin?

Slide 24 - Open vraag

Je vindt een MV in een zin met een...
A
WWG
B
WWG en NWG
C
NWG
D
HOWW

Slide 25 - Quizvraag

Maak oefening 10
(p. 341)

Slide 26 - Tekstslide

Maak oefening 11
(p.342)

Slide 27 - Tekstslide

Maak oefening 12-13
(p.343)
of in de klas als er nog tijd is
of tegen dinsdag 7/06

Slide 28 - Tekstslide