Vervoer opgave 6.15 & 6.16 uitleg Ek

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Substitutie of complementair?
Sloffen en dikke sokken

1. Substitutie
2. Complementair

Substitutie of complementair?
Aansteker en kaarsen

1. Substitutie
2. Complementair

Substitutie of complementair?
Warme chocomelk en slagroom

1. Substitutie
2. Complementair

Substitutie of complementair?
Appel en Peer

1. Substitutie
2. Complementair

Uit onderzoek blijkt het volgende verband tussen de vraag naar inkjetprinters end e prijs van inktcartridges. 

Qv=-200Pi+10.000

Qv= vraag naar inkjetprinters

Pi= prijs van inktcartridges in euro's 

Qv=-200Pi+10.000
Qv= vraag naar inkjetprinters
Pi= prijs van inktcartridges in euro's
Bereken de vraag naar inkjetprinters bij een prijs van €40 voor een inktcartridge

Qv=-200Pi+10.000

Qv= vraag naar inkjetprinters

Pi= prijs van inktcartridges in euro's

Bereken de vraag naar inkjetprinters bij een prijs van €40 voor een inktcartridge 

Invullen van de Pi van €40

-200*40+10.000= 2.000 injektprinters

Qv=-200Pi+10.000
Qv= vraag naar inkjetprinters
Pi= prijs van inktcartridges in euro's
Bereken de vraag naar inkjetprinters bij een prijs van €30 voor een inktcartridge

Qv=-200Pi+10.000

Qv= vraag naar inkjetprinters

Pi= prijs van inktcartridges in euro's

Bereken de vraag naar inkjetprinters bij een prijs van €40 voor een inktcartridge 

Invullen van de Pi van €30

-200*30+10.000= 4.000 injektprinters

Bereken de Ek van de vraag naar inkjetprinters als de prijs van inktcartridges stijgt van €30 naar €40.
Ek= % verandering Qv(a)/%verandering P(b)

Bereken de Ek van de vraag naar inkjetprinters als de prijs van inktcartridges stijgt van €30 naar €40.

Ek= % verandering Qv(a)/%verandering P(b)

% verandering Qv(a)

(2.000-4.000)/4.000*100=-50%

% verandering P(b)

(40-30)/30*100=33,3%

-50/33,3=-1,5

De kruislingse elasticiteit is -1,5

Ek=-1,5
Complementair of substitutie?

1. Complementair
2. Substitutie

Opgave 6.16

De vraag naar product A reageert als volgt op de prijs van 

product B.

Qva=400Pb+10.000

Qva= vraag naar product A

Pb= prijs van product B in euro's

Bereken de vraag naar product A bij een prijs van €20 voor product B.
Qva=400Pb+10.000

Opgave 6.16

De vraag naar product A reageert als volgt op de prijs van 

product B.

Qva=400Pb+10.000

Qva= vraag naar product A

Pb= prijs van product B in euro's  ---> €20

400*20+10.000=18.000 stuks 

Bereken de vraag naar product A bij een prijs van €10 voor product B.
Qva=400Pb+10.000

Opgave 6.16

De vraag naar product A reageert als volgt op de prijs van 

product B.

Qva=400Pb+10.000

Qva= vraag naar product A

Pb= prijs van product B in euro's  ---> €10

400*10+10.000=14.000 stuks

Bereken de % hoeveelheidsverandering. De vraag was 18.000 en daalde naar 14.000

Bereken de % hoeveelheidsverandering. De vraag was 18.000 en daalde naar 14.000

(14.000-18.000)/18.000*100=-2,2%

(n-o)/o*100

Bereken de % prijsverandering als de prijs daalt van €20 naar €10

Bereken de % prijsverandering als de prijs daalt van €20 naar €10

(10-20)/20*100=-50%

(n-o)/o*100

Kruislingse prijselasticiteit 

Ek= % verandering Qva/% verandering Pb

% verandering Qva = -22,2

% verandering van Pb= -50%

Bereken de kruislingse prijselasticiteit.
% verandering Qva = -22,2
% verandering van Pb= -50%

Kruislingse prijselasticiteit 

Ek= % verandering Qva/% verandering Pb

% verandering Qva = -2,2

% verandering van Pb= -50%

-2,2/-50=0,4

Substituut of complementair goed?

1. Subsituut
2. Complementair