Economie Oefentoets H5 Werk voor de overheid

Agenda
1.  Leerdoelen per paragraaf
2. Quiz per paragraaf


1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Agenda
1.  Leerdoelen per paragraaf
2. Quiz per paragraaf


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H5.1
Collectieve voorzieningen:
- Onderhoud
- Regels
- Betalen
- Gebruik

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke begrip hoort hier bij: Voorzieningen voor gezamenlijk gebruik waar de overheid voor zorgt

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Collectieve voorzieningen
Collectieve voorzieningen:
- School (onderwijs)
- Wegen
- Veiligheid (politie, defensie, dijken)
- Sociale zekerheid

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie zorgt er voor het onderhoud van collectieve voorzieningen
A
Particuliere sector
B
Collectieve sector
C
De overheid
D
Bedrijven

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie maakt de regels voor het gebruik van collectieve voorzieningen?
A
Particuliere sector
B
Collectieve sector
C
De overheid
D
Bedrijven

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleepvraag
Je krijgt straks een sleepvraag. 

Voor welke collectieve voorzieningen moet je als gebruiker nog bij betalen? Sleep deze naar het vak "betaald".

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Betaald
Onbetaald

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie mag er gebruik maken van collectieve voorzieningen?
A
Alleen mensen die er voor betalen
B
Alleen Nederlanders
C
Alleen mensen uit dezelfde gemeente
D
Iedereen

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

H5.2
Maatschappelijke kosten:
- Milieu
- In geld uit te drukken?
- Hoge/lage kosten
- Milieuwetten

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie hebben er vaak het meest last van de productie van bedrijven?
A
De klanten
B
Mensen die naast het bedrijf wonen
C
De overheid
D
Andere bedrijven

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie hebben er vaak het meeste voordeel van de productie van bedrijven?
A
De klanten
B
Mensen die naast het bedrijf wonen
C
De overheid
D
Andere bedrijven

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie betaalt meestal de kosten van de vervuiling van bedrijven?
A
De bedrijven zelf
B
De overheid

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je de nadelen van consumptie en productie voor de samenleving?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maatschappelijke kosten
Maatschappelijke kosten:
- Afval dumpen (milieuvervuiling)
- Geluidsoverlast
- Lelijk uitzicht
- Giftige stoffen
- Verkeersslachtoffers

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stelling: maatschappelijke kosten kun je altijd in geld uitdrukken (= zeggen hoeveel het kost)
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De overheid maakt ............... (vul in)
Dit zijn regels waar mensen zich aan moeten houden

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

H5. 3
Sociale zekerheid:
- Sociale premies
- Loonheffing
- Sociale wetten
- Sociaal minimum
- WW-uitkering
- Bijstand

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stelling: iedereen in Nederland heeft sociale zekerheid
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stelling: sociale zekerheid betekent dat je altijd recht hebt op een inkomen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Werknemers betalen belasting en ...
A
BTW
B
Sociale premies
C
Premies
D
AOW

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Belasting en sociale premies samen noem je:
A
Sociale wetten
B
Sociale zekerheid
C
Loonbelasting
D
Loonheffing

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer je buiten je eigen schuld werkloos wordt, heb je recht op
A
Bijstand
B
WW-uitkering
C
Je hebt nergens recht op

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het inkomen dat je volgens de overheid minimaal nodig hebt om van te leven
A
Sociale zekerheid
B
Sociaal inkomen
C
Sociale minimum
D
Bijstand

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

WW-uitkering
Bijstand
Werkloos langer dan 2 jaar
Werkloos korter dan 2 jaar
Buiten je eigen schuld
Het kan ook je eigen schuld zijn

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

H5.4
Werken voor de overheid
- Ambtenaar
- Subsidie
- Collectieve sector
- Particuliere sector
- Infrastructuur

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een ambtenaar is ...
A
iemand die met zijn handen werkt.
B
iemand die in de Tweede Kamer werkt.
C
iemand die voor de overheid werkt.
D
iemand die een ambt vervuld.

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De overheid geeft subsidie om positief gedrag te stimuleren. Wat is géén voorbeeld van subsidie?
A
Voorlichting geven over gezond leven.
B
Isolatie van een woning.
C
Technologische innovatie voor bedrijven.
D
Omscholing naar tekortberoepen.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is subsidie?
A
Geld waar je recht op hebt
B
Financiële steun van de overheid
C
Belastingfraude
D
Extraatje van de overheid

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de volgende bedrijven en instellingen behoren tot de collectieve sector en welke tot de particuliere sector? 
Collectieve sector
Particuliere sector

Slide 30 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef bij elk van de volgende zaken aan welke overheid hiervoor verantwoordelijk is. Sleep de juiste overheid naar het juiste antwoord.
De gemeente
De provincie
Het Rijk
De sportparken en speelvoorzieningen in jouw woonplaats.
Het onderwijs
Infrastructuur. Bijvoorbeeld een snelweg tussen Groningen en Breda
De drinkwatervoorziening

Slide 31 - Sleepvraag

4 goed = 2 punten
2-3 goed = 1 punt
1 goed = 0 punten
H5.5
Inkomsten van de overheid
- BTW
- Vennootschapsbelasting
- Inkomstenbelasting
- Accijns
- Niet-belastingmiddelen

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

9% BTW of 21% BTW
A
9%
B
21%

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

9% BTW of 21% BTW
A
9%
B
21%

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een krantenartikel staat dat de accijns op tabak wordt verhoogd.
Wat is accijns?
A
een soort loonbelasting
B
Een prijsverhoging voor meer winst
C
een extra belasting op ongezonde producten
D
Dat is de korting op een pakje sigaretten

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

BTW
Inkomstenbelasting 
Vennootschapbelasting 
Accijns
Niet-belastingmiddelen 
Belasting die consumenten betalen bij de aankoop van goederen en diensten.

 Belasting die mensen betalen over hun inkomen.
Belasting die bedrijven betalen over hun winst.
Belasting waarmee de overheid de consumptie van een product probeert af te remmen.
Alle inkomsten van de overheid die geen belastingen en sociale premies zijn.

Slide 36 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

H5.6
Prinsjesdag
- Troonrede
- Rijksbegroting
- Miljoenennota
- Begrotingsoverschot en -tekort
- Staatsschuld

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij een begrotingsoverschot heeft de overheid....
A
meer inkomsten dan uitgaven
B
meer uitgaven dan inkomsten

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een begrotingstekort heeft de overheid...
A
meer inkomsten dan uitgaven
B
meer uitgaven dan inkomsten

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat kan de overheid doen als zij een begrotingstekort heeft?
A
De belastingen verlagen
B
Meer geld uitgeven aan de gezondheidszorg
C
Geld lenen
D
Niets

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een begrotingstekort kan voorkomen worden door:
A
te bezuinigen
B
te lenen
C
inkomsten verlagen

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Prinsjesdag wordt iedere dag gehouden op de 
                         van september. Op deze dag leest 
de                         voor. Ook wordt door de                              de                          en de                                    aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit doet hij volgens de traditie in het                            . De                                  is een uitleg en toelichting van de                           .
derde
vierde
dinsdag
donderdag
de koning
Minister van Financiën
troonrede
rijksbegroting
Miljoenennota
Miljoenennota
rijksbegroting
koffertje

Slide 42 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit begrip kan ik uitleggen:

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit begrip vind ik lastig:

Slide 44 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik denk dat ik voor deze oefentoets het volgende cijfer heb:
010

Slide 45 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik ben klaar voor het proefwerk!
😒🙁😐🙂😃

Slide 46 - Poll

Deze slide heeft geen instructies