propaganda en indoctrinatie
Ivan, een jongen van tien, zat aan tafel tegenover zijn ouders. "Mijn vader heeft iets slechts gezegd over Stalin," vertelde hij aan de mannen in uniform. De agenten knikten en schreven het op. Ivan voelde zich trots, want op school had hij geleerd dat Stalin en de Partij belangrijker waren dan alles, zelfs je familie. Zijn vader keek hem stil aan, alsof hij iets wilde zeggen, maar Ivan keek weg. Hij dacht aan wat de leraar had gezegd: "Goede kinderen helpen de Partij." Toen de agenten zijn vader meenamen, bleef Ivan alleen achter met zijn moeder, die zachtjes huilde. Hij vroeg zich af of Stalin nu trots op hem zou zijn.