De Sociale kwestie

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Oorzaak 4: Alleen rijke mensen mochten stemmen

Slide 5 - Tekstslide

Deze les:

- uitleg: oplossing sociale kwestie
- prentanalyse oefenen
- tijd over --> verder met eindopdracht

Doelen:
Je kunt uitleggen hoe de sociale kwestie werd opgelost
Deze les: oplossing sociale kwestie

1 uitleg: oplossing sociale kwestie
2 prentanalyse oefenen
3 tijd over --> verder met eindopdracht


Doelen:
Je kunt uitleggen hoe de sociale kwestie werd opgelost
Je kunt een spotprent analyseren

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de sociale kwestie?

Slide 7 - Open vraag

Wat is de belangrijkste oorzaak van de sociale kwestie?
A
het ontstaan van een industriële samenleving
B
de arbeidershuizen dichtbij fabrieken
C
politici die niks wilden veranderen
D
massaproductie in fabrieken

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht prentanalyse
.


Klaar? --> verder met eindopdracht
timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de sociale kwestie?
A
De armoede onder boeren in de 19e eeuw.
B
De wet kinderarbeid te verbieden.
C
De slechte levensomstandigheden van de arbeiders en het besef dat hier een oplossing voor moest komen
D
Wetten waarmee het leven van rijke mensen in de 19e eeuw beter zou moeten worden.

Slide 12 - Quizvraag

In de 19e eeuw kregen zieke arbeiders hun loon (...) doorbetaald
A
wel
B
niet

Slide 13 - Quizvraag

waar woonden de arbeiders in de 19e eeuw?
A
in dorpjes buiten de stad
B
in woonwijken aan de rand van de stad
C
verspreid door heelde stad
D
in wijken dichtbij de fabrieken

Slide 14 - Quizvraag

welke zinnen zijn juist als het gaat om de rechten van een arbeider begin 19e eeuw
A
als een arbeider ontslagen werd moest de rechter daarover beslissen
B
als een arbeider ziek werd had hij geen inkomen
C
als een arbeider ging staken werd hij misschien ontslagen
D
een arbeider had het recht om te mogen staken

Slide 15 - Quizvraag

In de 19e eeuw werkten de arbeiders onder zeer slechte omstandigheden. hoeveel uur per dag werkten ze?
A
5-10 uur
B
10-15 uur
C
12- 16 uur
D
18 uur

Slide 16 - Quizvraag

Hoe probeerden arbeiders in de 19e eeuw hun situatie te verbeteren?
A
Ze begonnen een revolutie.
B
Ze organiseerden stakingen en demonstraties.
C
Ze richtten politieke partijen op.

Slide 17 - Quizvraag

Karl Marx hoort bij het:
A
Liberalisme
B
Socialisme
C
Confessionalisme
D
Communisme

Slide 18 - Quizvraag

Eind 19e eeuw kwamen er vakbonden.

Wat was het doel van een vakbond?
A
het uitbreiden van fabrieken, zodat er meer werkgelegenheid is.
B
recht op onderwijs en betere woonomstandigheden
C
hogere lonen en betere werkomstandigheden
D
de mechanisatie in fabrieken verminderen, het liefst zelfs tegenhouden.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het socialisme?
A
Economische stroming die opkomt voor zoveel mogelijk vrijheid voor alle burgers.
B
Politieke stroming die opkomt voor zoveel mogelijk vrijheid voor alle burgers.
C
Economische stroming die de uitbuiting van arbeiders door fabriekseigenaren wil stoppen.
D
Politieke stroming die de uitbuiting van arbeiders door fabriekseigenaren wil stoppen.

Slide 20 - Quizvraag