Past Simple irregular verbs 1

How do you make the past simple negative?
A
didn't + verb+ed/2nd column
B
didn't + infinitive
C
don't + verb
D
doesn't + verb
1 / 20
volgende
Slide 1: Quizvraag
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

How do you make the past simple negative?
A
didn't + verb+ed/2nd column
B
didn't + infinitive
C
don't + verb
D
doesn't + verb

Slide 1 - Quizvraag

How do you make past simple questions?
A
Did + infinitive
B
Did + 2nd column
C
Did + verb+ed
D
A B C

Slide 2 - Quizvraag

Past Simple regelmatig
The boys (to play) football.
Stap 1: onderwerp
The boys
Stap 2: hele werkwoord
The boys play
Stap 3: zet -ed achter het werkwoord
The boys played
Stap 4: rest van de zin
The boys played football.
Past simple onregelmatig
The girl (to begin) laughing.
Stap 1: onderwerp
The girl
Stap 2: 2e vorm van het werkwoord
The girl began
Stap 3: rest van de zin
The girl began laughing.

Slide 3 - Tekstslide

Past simple vragend
(the man / to become) very angry.
Stap 1: Zet Did vooraan de zin
Did
Stap 2: schrijf het onderwerp op
Did the man
Stap 3: schrijf het hele werkwoord op
Did the man become
Stap 4: maak de zin af
Did the man become very angry?

Slide 4 - Tekstslide

Past Simple ontkennend
(the man / to become) very angry.
Stap 1: Zet het onderwerp vooraan de zin
The man
Stap 2: schrijf het did not op
The man did not
Stap 3: schrijf het hele werkwoord op 
The man did not beecome
Stap 4: maak de zin af 
The man did not become very angry

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de past simple van buy?
A
buy
B
buyed
C
bought

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de past simple van cost?
A
cost
B
costed
C
coust

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de past simple van draw?
A
draw
B
drew
C
drawn
D
drawed

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de past simple van eat?
A
ate
B
eated
C
eat
D
eaten

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de past simple van choose?
A
choose
B
choosed
C
chosen
D
chose

Slide 10 - Quizvraag

The boy (to blow) up a balloon.

Slide 11 - Open vraag

The builder (to build) a house.

Slide 12 - Open vraag

We (to come) home from work.

Slide 13 - Open vraag

The soldier (to dig) a grave.

Slide 14 - Open vraag

Maak vragend:
The boy cut the paper.

Slide 15 - Open vraag

Maak vragend:
The window broke last night.

Slide 16 - Open vraag

Maak vragend:
We were here last week.

Slide 17 - Open vraag

Maak ontkennend:
They chose a new mayor.

Slide 18 - Open vraag

Maak ontkennend:
They bled heavily.

Slide 19 - Open vraag

Maak ontkennend:
The dog bit the man.

Slide 20 - Open vraag