Clase 4: futuro, hay/ser/estar, voca 5.1-5.3, roze ww blad

¡Bienvenidos!
Hoy es 3 de diciembre de 2020
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

¡Bienvenidos!
Hoy es 3 de diciembre de 2020

Slide 1 - Tekstslide

Voordat we starten met de les...
Opdracht:
Schrijf je naam op het blaadje. Lees de volgende situaties door en beantwoord de vragen.
1. Situatie: Je krijgt de kans om volgend jaar op vakantie te gaan naar Griekenland. 
        a. Met wie uit de klas zou je willen gaan? Schrijf je top 3 op.
        b. En met wie niet? Noem maximaal drie namen. 
2. Situatie: Je moet voor Spaans aan een schrijfopdracht werken voor een belangrijk cijfer. 
        a. Met wie uit de klas zou je samenwerken? Schrijf je top 3 op.
        b. En met wie niet? Noem maximaal drie namen.

Jullie antwoorden blijven geheim en zullen niet bekend worden gemaakt, dus probeer zo eerlijk mogelijk te zijn!

Slide 2 - Tekstslide

El programa de hoy

(Het programma van vandaag)
1) Huiswerk nakijken ej. 17-19 

2) Herhaling: futuro ir + a + heel ww 

3) Herhaling: hay/ser/estar 

4) Zelf oefenen met Quizlet woordjes 5.1-5.3 + roze ww blad 25-35 in Classroom

Slide 3 - Tekstslide

Los objetivos de esta clase

1. Jullie kennen de futuro (ir + a + heel werkwoord) - HERHALING PW 5

2. Jullie kennen de werkwoorden ser/estar/hay: verschil en vervoegingen - HERHALING PW 5

3. Jullie kennen de vocabulaire 5.1, 5.2 en 5.3 + de ww 25-35 van roze blad - HERHALING PW 5

De doelen voor deze les

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk nakijken! 
ej. 17-19, blz 70-73

Slide 5 - Tekstslide

Schrijf jullie antwoorden van ej. 19 op.

Slide 6 - Open vraag

Nabije toekomende tijd
 (el futuro inmediato)
Hoe zeg je iets over wat je binnenkort gaat doen?
Om in het Spaans iets te zeggen over iets wat je binnenkort gaat doen, heb je 3 dingen nodig:
  1. Het werkwoord IR >>> vervoegd als: voy, vas , va, vamos, vais , van
  2.  het voorzetsel A 
  3. een heel werkwoord: ser, hablar , escribir, comer etc.

Voorbeelden:
Este fin de semana voy a comer en un restaurante
Esta noche va a hablar con su novia.
El domingo vamos a jugar al fútbol


Formule = 
 vervoeging van IR 
+ A
+ VERBO

Slide 7 - Tekstslide

IR + A + heel werkwoord
Gebruik de juiste vervoeging  van IR + A. Het werkwoord staat er al:

  1. El próximo martes los alumnos _______ _____hablar sobre ese problema.
  2. ¿Cuando (tú)_________ ____   comprar nuevas botas?
  3. Hoy yo _____ _____ estudiar todo el día.
  4. ¿Sabes cuando tu hermana y tú _________ _______ visitar el museo?
  5. Lorena y yo ___________ _____ comer algo antes de ir al cine.
timer
5:00

Slide 8 - Tekstslide

IR + A + heel werkwoord
Gebruik de juiste vervoeging  van IR + A. Het werkwoord staat er al:

  1. El próximo martes los alumnos VAN A hablar sobre ese problema.
  2. ¿Cuando (tú) VAS A  comprar nuevas botas?
  3. Hoy yo VOY A estudiar todo el día.
  4. ¿Sabes cuando tu hermana y tú VAIS A visitar el museo?
  5. Lorena y yo VAMOS A comer algo antes de ir al cine.

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf in 2 korte zinnen (in het Spaans), over komend weekeinde .
Gebruik daarbij 2 vervoegingen van IR + A + heel ww.
vb. : 'El domingo vamos a comer con toda la familia'
timer
5:00

Slide 10 - Open vraag

Hay/ser/estar (zijn)
Bij 'zijn' altijd deze top 3 afgaan:

1. Hay (staat er letterlijk 'er is' of 'er zijn' in de zin?)

2. Estar (kun je 'zijn' vervangen door 'zich bevinden'?)

3. Ser (in de overige gevallen). 

Slide 11 - Tekstslide

SER
- vaste eigenschappen
- kunnen in principe niet veranderen
Bijv. Ik ben blond, jij bent Nederlander of zij heet Daphne.

ESTAR
- wordt gebruikt bij plaatsbepaalingen
- 'zijn' kan vervangen worden door 'zich bevinden
-  ook als je je in een tijdelijke emotionele staat bevindt (bijv. verdrietig, boos, verliefd etc.)
Bijv. Ik ben in Nederland. >> Ik bevind mij in Nederland. 
Bijv. Ik ben op school. >> Ik bevind mij op school.
HAY
- kent maar één vervoeging: 'hay'. 
- gebruik je zodra je kan zeggen 'er is/ er zijn' 
- gebruik je bij nummers/getallen (1, 2, 3 etc.), onbepaalde lidwoorden (un/unos, una/unas), hoeveelheidswoorden (mucho/poco/demasiado etc.)
Bijv. Er zijn veel leerlingen in de klas.

MAAK: deze opdracht - kies uit: ser, estar, hay

timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Zelf oefenen met Quizlet woordjes 5.1-5.3 + roze ww blad 25-35 in Classroom...

Slide 13 - Tekstslide

Proefwerk 9 december a.s.
Stof:
- voca 5.1 + 5.2 + 5.3 (NL-SP)
- Roze ww blad 25 tm 35 (SP-NL)
- Leesvaardigheid
- Luistervaardigheid ( Breng je oortjes mee!)
- Voorzetsels ( POR , PARA, A, DE, CON, EN)
- Aanwijzende voornaamwoorden ( este, ese, aquel/ esta, esa aquella + zelfst gebruik esto eso , aquello / éste ése
- Getallen t/m 1 miljoen; let op : volgorde van groot naar klein
- Futuro (ir + a + hele ww)
- Kloktijden
- Werkwoorden: ser, estar, hay, tener, gustar
- Regelmatige ww vervoegen (AR, ER, IR)
- Wederkerende ww (-SE) vervoegen
Woensdag 9/12/2020
Succes met de voorbereidingen!

Slide 14 - Tekstslide