W15-BIO- J2- M - Th5 - Bs7

th 5 Erfelijkheid en evolutie 
Bs 7 Biotechnologie
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

th 5 Erfelijkheid en evolutie 
Bs 7 Biotechnologie

Slide 1 - Tekstslide

th 5 Erfelijkheid en evolutie 
Aan het eind van de lesweet je wat het volgende betekend: 
- genetische modificatie 
- DNA- technieken
- transgeen 
- klonen 
- genomics 

Slide 2 - Tekstslide

Mensen maken gebruik van organismen om bijv. voedingsmiddelen of andere producten te maken. Ze gebruiken daarvoor technieken. 
Al die technieken samen noem je biotechnologie
Biotechnologie:
Technieken waarbij organismen worden gebruikt voor het krijgen van producten voor de mens.
Recombinant DNA- technieken: technieken waarmee nieuwe genen worden aangebracht in het DNA van een organisme. 

  - Genetische modificatie: Veranderingen aanbrengen in het DNA. 
     De mens verandert de erfelijke eigenschappen van andere soorten organismen.

  - Transgeen: Een organisme dat genetisch gemodificeerd is

Slide 3 - Tekstslide

Biotechnologie
Bij de productie van voedingsmiddelen wordt biotechnologie gebruikt.
Gisten (eencellig schimmel) : Brood, bier en wijn 
Bacteriën  :  Yoghurt en zuurkool

Organismen worden ook gebruikt bij de productie van hormonen, smaakstoffen en geneesmiddelen.



Slide 4 - Tekstslide

Moderne biotechnologie in de landbouw:  
Genetische modificatie: Het genotype wordt veranderd.
Genen van gewassen (planten) kunnen gemodificeerd worden. 
Hiervoor worden vaak bacteriën en schimmels gebruikt.
Soms worden ook planten of dieren gebruikt.
Zo heeft een plant bijvoorbeeld minder water, mest en 
bestrijdingsmiddelen nodig. Er wordt hiermee biobrandstof
gemaakt en compost gemaakt. Dat is beter voor het milieu.
                                                                                                                     
                                                                     -  De houdbaarheid van de oogst wordt verbeterd.
                                                                     -  Voor de groei van een gewas is minder gif nodig.
                                                                     -  Een gewas kan eigen antibiotica of schimmelwerende eiwitten aanmaken zo                                                                           is het minder vatbaar is voor plantenziekten   
                                                                     -  Het kan de vraag naar voedsel voor de groeiende wereldbevolking oplossen.
                                                                     -  Dieren kunnen sneller groeien en groter worden.     

                                             



                                       Hier zie je een aantal transgene organismen










medicijnen
Genetische modificatie kan worden gebruikt voor het bestrijden van ziekten bij mensen. De meest gebruikte methode is het produceren van medicijnen uit planten of dieren.
1
DNA
Bij genetische modificatie worden wijzigingen aangebracht in het DNA
3
direct
Hierbij worden de veranderingen DIRECT aangebracht.
Zoals je weet veranderen genotypen door voortplanting geleidelijk.
2
1997
Een gekloond schaap. Een schaap met exact hetzelfde DNA.
Hoe dat ging? zie laatste filmpje van deze les.
4

Slide 5 - Tekstslide

Waar wordt biotechnologie gebruikt.
"De toekomst van transplantatie": 
Kweken van menselijke organen in dieren.


Bacteriën kunnen bepaalde hormonen maken die mensen
nodig hebben. Bijvoorbeeld insuline en oestrogeen.


Gentherapie
Bij gentherapie worden erfelijke aandoeningen genezen. Zonder gentherapie zijn deze aandoeningen niet te verhelpen. 
Gentherapie richt zich op mensen, er wordt een gezond gen ingebracht in sommige cellen van een ziek persoon. 
De patiënt kan op deze manier genezen van een erfelijk gebrek aan een gen. 

Slide 6 - Tekstslide

Genetische modificatie?Nadelen
Het is duur om het toe te passen en het experiment kan mis gaan. Doordat genetische modificatie nog nieuw is, is er weinig bekend over lange termijn effecten, bijvoorbeeld over de gevolgen voor de biodiversiteit.

Genetisch gemodificeerde organismen hebben een beperkte diversiteit in dna, waardoor het risico op een pandemie onder de organismen groter wordt. Een pandemie is een ziekte dat zich wereldwijd verspreid. Een epidemie verspreid zich in een beperkt gebied of land.

Er kan iets mis gaan met de techniek, het is misschien onomkeerbaar. 

Greenpeace
voert actie tegen bepaalde biotechnologie

Slide 7 - Tekstslide

0

Slide 8 - Video

Superzalm, wat is waar?

Door het inbouwen van 2 genen van andere vissoorten kan een superzalm 2x zo snel groeien als de wilde zalm. Hij kan dat ook bij lagere temperaturen dan de wilde zalm.
Zalmen worden meestal gekweekt in kooien in zee. Daaruit ontsnappen vaak vissen. De superzalm kan dan in open zee terechtkomen tussen de wilde zalmen. Wat daar de gevolgen van zijn, is nog niet bekend. De zalmen worden daarom nog niet gekweekt voor de handel.
A
Er is sprake van genetische modificatie
B
Er is geen sprake van genetische modificatie
C
Er is geen sprake van verandering van het DNA
D
Er is sprake van geslachtelijke voortplanting bij het ontstaan van de superzalm

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Video

eigen mening vraag:
Mensen kunnen De genen van organismen veranderen, waardoor ze sterker (slechter) kunnen worden.
Zullen menden dodelijke virussen kweken en deze inzetten bij oorlog?

Slide 11 - Open vraag

klonen 
kolnen/ kloneren: kunstmatig voortplanten van oorganismen. Hierdoor hebben de nakomelingen hetzelfde genotype als hun ouders. 
kunstmatig: door de mens gemaakt 
klonen = ongeslachtelijke voortplanting

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

genomics

Studie van het complete DNA. inclusief alle genen.


Hiermee kun je voorspellen hoe gezond/goed een organisme is.

Slide 14 - Tekstslide

DNA testen

Hiermee kijkt men naar hoe de genen van een persoon zijn. 

DNA test wordt gedaan bij:

misdaadbestrijding

fraude met vlees

erfelijkheidsonderzoek

vaderschapstesten

verwantschap tussen soorten (familierelatie)

Slide 15 - Tekstslide

wat ga je maken:
maak opdracht: 26 en 27  van je werkboek v.a. blz. 25
v.a. blz. 38 van je tekstboek 

Slide 16 - Tekstslide