KERN 45_pers en bez vnw_Nieuwsbegrip.

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
Eerste uur
KERN 45: persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden + werken aan NUMO.

5 minuten pauze

Tweede uur

Nieuwsbegrip + oefeningen maken.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Noteer het signaalwoord:
Dinsdag moest ik een presentatie geven en daarna was ik vrij. (T1)

Slide 5 - Open vraag

Uitleg
Dinsdag moest ik een presentatie geven en daarna was ik vrij.

Signaalwoord - Tijd.
Je leest namelijk de volgorde waarin dingen gebeuren: presentatie geven, vrije tijd. 

Slide 6 - Tekstslide

Vul het juiste signaalwoord in (T2)
... we ons best hebben gedaan, hebben we verloren.
A
Maar
B
Hoewel
C
Bovendien
D
Ten eerste

Slide 7 - Quizvraag

Vul het juiste signaalwoord in (T2)
Tom gaf de punten door. ... telde ik ze op.
A
Toen
B
Desondanks
C
Hoewel
D
Daarna

Slide 8 - Quizvraag

Vul het juiste signaalwoord in (T2)
Ik hou erg van chocolade. Ik mag het ... niet eten.
A
Alleen
B
Echter
C
Daarnaast
D
Tenslotte

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen 'jou' en 'jouw'?

Slide 11 - Tekstslide

Uitleg
Ik heb jou vanochtend niet gezien en jouw fiets ook niet.

-> Jou = Persoonlijk voornaamwoord. Verwijst naar een persoon. 
=> Jouw fiets: Bezittelijk voornaamwoord. Geeft aan dat de fiets jouw bezit is. 

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het bezittelijk voornaamwoord? (T1)
We hebben allemaal ons best gedaan.
A
We
B
ons
C
best

Slide 13 - Quizvraag

Noteer de persoonlijke voornaamwoorden:
Ik geef jou een compliment, omdat je dat goed hebt gedaan.

Slide 14 - Open vraag

Uitleg

Ik geef jou een compliment, omdat je dat goed hebt gedaan.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Maak de zin af:

Ik ken niemand die zo vaak te laat komt als ...

Slide 18 - Open vraag

Maak de zin af:
Jij bent groter dan ...

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Wat?
KERN 45: vraag 5, 6 en 7.
Hoe?
Lees uitleg op blz. 94.
Tijd?
Tot einde van de les.
Klaar?
Maak de NUMO-taak voor 2 februari af. 

Slide 21 - Tekstslide

PAUZE
09.30 - 09.45 uur.

Slide 22 - Tekstslide

Les 2
Lesdoelen:
1. Je leert doelgericht naar een video kijken.
2. Je leert in mooie en goede zinnen antwoord te geven op de vragen. 
3. Je vergroot je woordenschat over de Olympische Winterspelen. 

Slide 23 - Tekstslide

NIEUWSBEGRIP

Slide 24 - Tekstslide

Wat zijn de Olympische Winterspelen en welke sporten vallen hier onder?

Slide 25 - Woordweb

Winterspelen
De Olympische Spelen zijn het grootste sportevenement ter wereld. Atleten uit bijna alle landen ter wereld strijden om een gouden, zilveren of bronzen medaille, in allerlei sportdisciplines. 

Er zijn twee versies van de Olympische Spelen: de Zomerspelen en de Winterspelen. Deze wisselen elkaar elke twee jaar af. 

Slide 26 - Tekstslide

Skeleton
Kunstrijden

Slide 27 - Tekstslide

Vragen
1. Wat is een 'olympische bubbel'?  
2. In welk jaar werden de Olympische Winterspelen voor het eerst gehouden?
3. Aan hoeveel verschillende sporten doen Nederlanders mee?

Geef antwoord in volledige, goede zinnen!

Slide 28 - Tekstslide

1. Wat is een olympische bubbel?

Slide 29 - Open vraag

Goed antwoord
Een olympische bubbel is een veilig, afgesloten gebied. Sporters en journalisten slapen, sporten en werken in dat gebied, in dit geval een hotel. Zo voorkomen ze corona-besmettingen in China. 

Slide 30 - Tekstslide

2. In welk jaar werden de Olympische Winterspelen voor het eerst gehouden?

Slide 31 - Open vraag

Goed antwoord
In 1924 werden de Olympische Winterspelen voor het eerst gehouden. 

Slide 32 - Tekstslide

3. Aan hoeveel verschillende sporten doen Nederlanders mee tijdens de Olympische Winterspelen?

Slide 33 - Open vraag

Goed antwoord


De Nederlanders doen mee aan zeven verschillende sporten.

Slide 34 - Tekstslide

Huiswerk voor vrijdag: 'Andere Tekstsoort' en 'Woordenschat'.

Slide 35 - Tekstslide