Beschrijf achtereenvolgens:
1. Positie --> van waaruit jij naar het voorwerp kijkt
2. Omgeving --> waarin het voorwerp zich bevindt
3. Wat voor voorwerp --> wat is het?
4. Positie --> positie van het voorwerp in de omgeving / ruimte
5. Bijzonderheden --> beschrijf bijzonderheden van het voorwerp.