Examentraining Nederlands

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud van het examen
Het examen bestaat uit drie onderdelen:
  1. Leesvaardigheid: je krijgt teksten met daarbij vragen die je moet beantwoorden.
  2. Samenvatten: je moet een samenvatting schrijven.
  3. Tekst schrijven: je moet een tekst schrijven. Bijvoorbeeld een zakelijke brief, e-mail of een artikel 

    Slide 2 - Tekstslide

    Leesvaardigheid
    Het eerste gedeelte van het examen moet je vragen beantwoorden bij verschillende teksten.

    Slide 3 - Tekstslide

    Leesvaardigheid
    • Lees de tekst eerst oriënterend.


    • Als je een tekst oriënterend leest, bekijk je de
    titel van de tekst. Daarna kijk je naar de bron van de tekst.  En dan lees je de eerste en laatste alinea.

    • Vervolgens lees je de hele tekst.

    Slide 4 - Tekstslide

    Meerkeuzevragen

    Stap 1: Lees eerst alleen de vraag.
    Stap 2: Lees nog een keer het tekstgedeelte.
    Stap 3: Zoek in de tekst zelf het antwoord op de vraag.
    Stap 4: Vergelijk jouw antwoord met de antwoorden bij de vraag.
    Streep de antwoorden weg die niet goed zijn. Kies het beste antwoord.

    Slide 5 - Tekstslide

    Hoe vind je het onderwerp?
    Je kunt het onderwerp van een tekst vinden door de titel te lezen, de inleiding en het slot.
    Antwoord vraag 1 en 2
    Vraag 1:  A
    Vraag 2:  C
    Antwoord vraag 3
    Bij alinea 3.
    Door welke zin heb jij dit antwoord gevonden?
    Of het...kunnen verwerken (19-25)

    Slide 6 - Tekstslide

    Tekstverbanden

    Slide 7 - Tekstslide

    Antwoord vraag 9
    - Groot/voorkeur voor grote (in plaats van kleine) objecten.
    - Rond/meer aangetrokken tot ronde (dan tot scherpe of hoekige vormen)
    - Symmetrisch/voorkeur voor symmetrische (in plaats van asymmetrische) vormen en beelden
    - Herkenbaar/ voorkeur voor prototypes
    Antwoord vraag 10
    We wennen eraan
    Het voorwerp heeft toegevoegde waarde
    welke signaalwoord geeft de tegenstelling aan?
    Maar
    Welke opsommende signaalwoorden ben jij tegen gekomen?
    Verder, ook, ook

    Slide 8 - Tekstslide

    Open vragen
    Leg uit / Verklaar: geef een uitleg in je eigen woorden. Schrijf dus geen zinnen uit de tekst over.
    Noem twee ... / Welke twee ...: schrijf dan twee dingen op. Niet meer, alleen de eerste twee worden nagekeken.
    Citeer een zin: schrijf de eerste twee woorden van een zin op en de laatste twee woorden. Daartussen gebruik je drie punten.
    Zet het regelnummer tussen haakjes. "Het is ... tekst over." (r.23)
    Woord of woordgroep schrijf bij woord ook echt maar 1 woord op, bij woordgroep geen hele zin noteren

    Slide 9 - Tekstslide

    Antwoord vraag 8
    "En ons brein wil ook wel eens worden gekieteld door nieuwe prikkels, met ongebruikelijke vormen, beelden en patronen die ons aan het denken zetten." (regels 107-111)

    Slide 10 - Tekstslide

    opdracht
    1. lees tekst 1 “Na het graaien komt het delen”
    2. Maak de vragen uit je examenbundel blz 123/124


    timer
    20:00

    Slide 11 - Tekstslide

    Antwoord vraag 1
    C
    Antwoord vraag 2
    D
    Antwoord vraag 3
    C
    Antwoord vraag 4
    C

    Slide 12 - Tekstslide

    Antwoord vraag 5
    B
    Antwoord vraag 6
    D

    Slide 13 - Tekstslide

    Antwoord vraag 7
    D

    Slide 14 - Tekstslide

    Antwoord vraag 8
    B

    Slide 15 - Tekstslide

    Antwoord vraag 9

    Slide 16 - Tekstslide

    Antwoord vraag 10

    Slide 17 - Tekstslide

    Antwoord vraag 11
    D

    Slide 18 - Tekstslide

    Samenvatting
    Na het tekstverklaren moet je een tekst samenvatten op je examen.

    Lees de opdracht altijd eerst goed door. Er staat aangegeven hoeveel woorden je mag gebruiken en welke punten in je samenvatting moeten staan.

    Slide 19 - Tekstslide

    Schrijfopdracht
    • Het laatste onderdeel van je examen is de schrijfopdracht.


    • Het kan bijvoorbeeld een zakelijke brief zijn of een artikel.

    Slide 20 - Tekstslide

    Wat wil jij de aankomende week nog eens oefenen

    Slide 21 - Woordweb

    Waar wil jij nog een keer uitleg over krijgen?

    Slide 22 - Open vraag

    Slide 23 - Tekstslide