Periode 2 Samengestelde zinnen

Periode 2 Samengestelde zinnen
In de kring hebben we per drie leerlingen een laptop om de antwoorden door te geven.
Deze antwoorden heb je eerst in je drietal overlegd
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Periode 2 Samengestelde zinnen
In de kring hebben we per drie leerlingen een laptop om de antwoorden door te geven.
Deze antwoorden heb je eerst in je drietal overlegd

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
Terugblik op de vorige les: hoofdletters

Hoe ging het met de opdrachten?
Nog vragen?
Je kunt de hoofdletters goed gebruiken in je verhaal.
NB Vrijdag nakijken van de opdrachten.

Slide 2 - Tekstslide

Hoofddoel deze les
Je weet wat een samengestelde zin is. 

Je kunt samengestelde zinnen herkennen.

Je kunt samengestelde zinnen maken (denk aan je verhaal).

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeldzinnen
Overleg eerst in je drietal voor je het antwoord geeft. 

Je krijgt drie zinnen.

Na deze zinnen leg je uit hoe je het hebt aangepakt.

Slide 4 - Tekstslide

Is de zin een samengestelde zin?

Je kunt altijd bij je mentor studieadvies vragen.
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quizvraag

Is de zin een samengestelde zin?

Ik kan het bedrag wel contant betalen, maar bij voorkeur pin ik even.
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quizvraag

Is de zin een samengestelde zin?

Jetta krijgt een bril, omdat ze in de verte niet goed kan zien.
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quizvraag

Hoe heb je een samengestelde zin herkend? Eerst overleggen dan pas antwoord typen.

Slide 8 - Open vraag

Een uitlegfilmpje
Na afloop krijg je vragen over dit filmpje.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Vragen
Bespreek de vragen eerst in je drietal.

Daarna geef je het antwoord.

Slide 11 - Tekstslide

Welke vraag stel je als je een samengestelde zin zoekt?

Slide 12 - Open vraag

Hoe vind je een persoonsvorm?

Slide 13 - Woordweb

Welke uitspraak klopt niet?
Een persoonsvorm
A
staat altijd vooraan de zin bij een ja/nee vraag
B
kan veranderen van tijd
C
heeft altijd hetzelfde aantal als het onderwerp
D
is altijd een mens

Slide 14 - Quizvraag

Persoonsvorm vinden
Loopt de kat op de schutting?
De kat loopt/liep op de schutting.
De kat loopt/De katten lopen op de schutting.

De kat heeft op de schutting gelopen.

Slide 15 - Tekstslide

Maak met je drietal een samengestelde zin met een voegwoord. Eerst overleggen.

Slide 16 - Open vraag

Hebben jullie door hoe je samengestelde zinnen kunt vinden en maken?
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Aan het werk met de opdrachten
Ga terug naar je tafelgroep
Tien minuten voor jezelf werken aan de opdrachten
Daarna mag je om hulp vragen

Slide 18 - Tekstslide

Opdrachten
BK  blz 208 opdracht 1, 2 en 4

KTG blz 208 opdracht 1, 2 en 3

TH blz 205 opdracht  1,2 ,3 en 4

Klaar? Verhaal uittypen of een boek lezen.
timer
10:00

Slide 19 - Tekstslide

Lesdoel van vandaag en herhaling
Samengestelde zinnen herkennen en zelf kunnen maken
In teksten kunnen losse en samengestelde zinnen staan. Samengestelde zinnen bestaan uit twee losse zinnen die aan elkaar geplakt zijn. Een samengestelde zin heeft twee persoonsvormen:

Annelies bestelt een tosti. Bernd wil een broodje gezond. ==> Annelies bestelt een tosti en Bernd wil een broodje gezond.

Ik leg mijn mobiel in de woonkamer. Ik word niet afgeleid bij het leren. ==> Ik leg mijn mobiel in de woonkamer, zodat ik niet word afgeleid bij het leren.









Slide 20 - Tekstslide