Paragraaf 10.1 - Opgroeien

10.1 Opgroeien
























































































































































Vandaag antwoord op de volgende vragen:

  • Welke levensfasen zijn er?
  • Waardoor verander je?
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

10.1 Opgroeien
























































































































































Vandaag antwoord op de volgende vragen:

  • Welke levensfasen zijn er?
  • Waardoor verander je?

Slide 1 - Tekstslide

10.1 Opgroeien
Welke levensfasen zijn er?

  • Levensfasen (blz. 86/bron 2)
    - Een mensenleven bestaat uit acht levensfasen
    - Baby > peuter > kleuter > (school)kind > puber > adolescent > volwassene > oudere

Slide 2 - Tekstslide

10.1 Opgroeien
Veranderingen per levensfase

  • Ontwikkeling > Je verandert in elke levensfase
  • Lichamelijk ontwikkeling > groeien, zwaarder worden, leren kruipen/lopen/fietsen
  • Geestelijke verandering > leren praten, manier van denken verandert, je denkt na over wie je bent en wie je wilt worden.

Slide 3 - Tekstslide

10.1 Opgroeien
Waardoor verander je? (blz. 87; bron 4)


  • Hormonen > regelstoffen > zorgen voor lichamelijke veranderingen
    - worden gemaakt in hormoonklieren
    - transport via het bloed
    - geven berichten door aan organen
    - zijn specifiek voor bepaalde organen
  • Hypofyse > klein orgaantje onder de hersenen
    - belangrijke hormoonklier
    - zorgt voor groeien en puberteit


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

10.1 Opgroeien
Waardoor groeit een puber zo snel?

  • Groeihormoon > hormoon die groei regelt
    - hypofyse maakt groeihormoon, geeft dit af aan het bloed
    - groeihormoon komt via het bloed bij al je organen
    - de cellen in je botten reageren op het hormoon; ze gaan sneller delen
    - er vindt celdeling plaats > één cel deelt zich in tweeën > er ontstaan twee nieuwe cellen

Slide 6 - Tekstslide

10.1 Opgroeien
Celdeling 

  • Celdeling 
    - Organen bestaan uit cellen
    - Meer cellen nodig voor groeien
    - Cellen splitsen zich in tweeën
    - Nieuwe cellen groeien groter > celgroei
    - In puberteit maakt hypofyse extra veel groeihormoon aan;
    korte tijd snellere groei > groeispurt
    (- Let op! altijd x2)

Slide 7 - Tekstslide

10.1 Opgroeien
Stoppen met groeien
  



  • Groeischijven > platte laagjes van kraakbeen
    - kraakbeen is bot wat niet zo hard en stevig is
    - stoppen met groeien als kraakbeen verkalkt is
    - verkalken is hard en stevig worden > kraakbeen wordt been (bot)
    - in verschillende botten komen groeischijven voor
    - aan het eind van de puberteit is de lengtegroei gestopt

Slide 8 - Tekstslide

10.1 Opgroeien
Waardoor worden mannen langer?

Gemiddeld worden mannen langer dan vrouwen:
  1. Jongens beginnen later aan hun groeispurt;
    daardoor zijn ze al langer voordat ze er aan beginnen.
  2. De groeispurt duurt langer bij jongens.
  3. De groei tijdens de groeispurt is sneller bij jongens.

Slide 9 - Tekstslide

Tijdens de les hebben we het gehad over een aantal levensfasen.
Deze paragraaf gaat over de "pubertijd". Welke levensjaren horen bij de pubertijd?
A
6 - 12 jaar
B
12 - 16 jaar
C
16 - 21 jaar
D
21 +

Slide 10 - Quizvraag

Waar worden hormonen gemaakt?
A
In de hersenen
B
In het bloed
C
In hormoonklieren
D
In de pubertijd

Slide 11 - Quizvraag

leg in eigen woorden uit hoe het komt dat je stopt met groeien

Slide 12 - Open vraag