In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
6.4 Omkeerbare reacties en evenwicht
Slide 1 - Tekstslide
Na deze les kun je:
Uitleggen wat omkeerbare reacties zijn.
Verschillende soorten evenwichten benoemen.
De concentratiebreuk voor een reactie opstellen.
De evenwichtsvoorwaarde voor een evenwicht geven.
Uitleggen hoe je een reactie aflopend kunt maken.
Slide 2 - Tekstslide
Hoe gaan we dit doen?
10 minuten stiltetijd => Lezen H6.4
Uitleg docent
Oefenen d.m.v. quiz
Maken HAVO opdracht: 33, 34, 36, 39, 40 en 44
timer
10:00
Slide 3 - Tekstslide
1.
2.
3.
4.
5.
Slide 4 - Tekstslide
1.
2.
3.
4.
Slide 5 - Tekstslide
1.
2.
3.
4.
Slide 6 - Tekstslide
1.
2.
3.
4.
5.
Slide 7 - Tekstslide
Aan de slag!
Maken HAVO opdracht: 33, 34, 36, 39, 40 en 44
Slide 8 - Tekstslide
Als een chemisch evenwicht is bereikt, stopt de reactie.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Wat gebeurt er met het evenwicht als stof C en/of D wordt verwijderd uit het reactiemengsel?
A + B <--> C + D
A
Er gebeurt niets
B
Het evenwicht verschuift naar links
C
Het evenwicht verschuift naar rechts
Slide 10 - Quizvraag
Bij een homogeen evenwicht heb je altijd te maken met een gasevenwicht
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quizvraag
Als je de concentratie van een van de stoffen in een evenwicht verandert, verandert op dat moment de waarde van K
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quizvraag
Waarin verandert het evenwicht wanneer je een katalysator toevoegt?
A
Nergens in.
B
De concentratie van reactieproducten worden groter.
C
De concentratie van de beginstoffen worden groter.
D
Het evenwicht wordt eerder gevormd.
Slide 13 - Quizvraag
Er bestaan evenwichtsreacties en aflopende reacties. Welke bewering over evenwichtsreacties en aflopende reacties is juist?
A
Bij evenwicht is de reactiesnelheid nul.
B
Bij evenwicht zijn de concentraties voor en na de pijl gelijk.
C
Aflopende reacties hebben altijd een katalysator nodig.
D
Een aflopende reactie gaat door totdat een van de beginstoffen op is.
Slide 14 - Quizvraag
De gassen ammoniak en waterstofchloride zijn bij een temperatuur van 25 °C in evenwicht met ammoniumchloride NH3(g) + HCI(g) ⇆ NH4Cl(s). Wat is hier de evenwichtsvoorwaarde K ?
A
K= 1 / [NH3] [HCl]
B
K= 1/[NH3] + [HCl]
C
K= [NH4Cl]/[NH3] [HCl]
D
K= [NH3] [HCl]
Slide 15 - Quizvraag
Wat wordt met een homogeen evenwicht bedoeld?
A
de beginstoffen zijn vast en de eindstoffen zijn vloeibaar
B
de eindstoffen zijn gasvormig en de beginstoffen hebben een andere fase
C
alle stoffen hebben dezelfde toestandsfase
D
alle stoffen hebben een verschillende toestandfase
Slide 16 - Quizvraag
Wat is de evenwichtsvoorwaarde (Kev) van de reactie in gasfase: A + 2B <--> C + D
A
[C]*[D]/[A]*[B]
B
[C]*[D]/[A]*[B]+[B]
C
[C]+[D]/[A]+[B]+[B]
D
[C]*[D]/[A]*[B]*[B]
Slide 17 - Quizvraag
In een reageerbuis heeft zich met de aanwezige stoffen onderstaand evenwicht ingesteld: Je voegt een overmaat natriumchloride-oplossing toe. Wat gebeurt er dan?
A
Niets
B
De reactie is aflopend naar rechts
C
De reactie is aflopend naar links
Slide 18 - Quizvraag
In een gesloten fles cola heerst onderstaand evenwicht: Hoe noem je zo'n evenwicht?
A
Verdelingsevenwicht
B
Homogeen evenwicht
C
Heterogeen evenwicht
Slide 19 - Quizvraag
Als een fles cola een tijdje open is gaat "de prik" eruit. Naar welke kant is het evenwicht opgeschoven?