possessive 's - 'or of / much, many

Today's plan
Homework: Leren woordjes par. 4
maken opdracht 4,5 en 6 van par. 4.
prepositions of place
Grammar: Possessives


1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Today's plan
Homework: Leren woordjes par. 4
maken opdracht 4,5 en 6 van par. 4.
prepositions of place
Grammar: Possessives


Slide 1 - Tekstslide

Lesson goal:
- I can use the prepositions for time and place
I can apply the possessives correctly


Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn prepositions?
A
Lidwoorden
B
Voorzetsels
C
Zelfstandig naamwoorden
D
Onderwerpen

Slide 3 - Quizvraag

In het Engels hebben we 3 voorzetsels voor tijd en plaats: in/on/at.

Slide 4 - Tekstslide

Prepositions of time 

Tijd: 
On: voor dagen en data --> We have soccer on Saturday.
In: maanden, jaren seizoenen en delen van de dag. --> We did our exams in 2010. 
At: Specifieke tijd/ dagdeel en vakanties dagdeel  --> Our school starts at 08:15.

Slide 5 - Tekstslide

Prepositions of place
Voorzetsel
Vertaling
Gebruik
in
in
landen, plaatsen, afgesloten ruimtes
on
op 
oppervlaktes, openbaar vervoer
at
op / bij
adressen, specifieke locaties (bijv: ziekenhuis, bioscoop)

Slide 6 - Tekstslide

Which preposition?
... twelve o'clock
A
in
B
at
C
on

Slide 7 - Quizvraag

Prepositions of place:
I'm ______ home.
A
at
B
in
C
on

Slide 8 - Quizvraag

Prepositions of place
Julie is ____ school.
A
on
B
in
C
at
D
by

Slide 9 - Quizvraag

prepositions:
She was born .... 2012.
A
in
B
on
C
at

Slide 10 - Quizvraag

Prepositions of place
Julie is ____ school.
A
on
B
in
C
at
D
by

Slide 11 - Quizvraag

Possessive: 's, ' and ... of 

Slide 12 - Tekstslide

possessives, what do you remember?

Slide 13 - Woordweb

Slide 14 - Tekstslide

Possessive [s] 

Slide 15 - Tekstslide

Let op!
  • als iets bij een ding hoort of een geografische locatie is, dan gebruik je ... of ...
   -   the roof of the school
   -   the city of Amsterdam

  •  Bij woorden van tijd gebruik je bij enkelvoud 's en bij meervoud '
- today's weather / a three weeks' holiday

Slide 16 - Tekstslide

Let op!
's wordt ook gebruikt bij he/she/it + is
  • It's betekent it is
It's raining right now

  • Its betekent van het
The plant is in its pot

Slide 17 - Tekstslide

1. Isn't this ______ book?
A
Peter
B
Peter's
C
Peters'
D
Peters

Slide 18 - Quizvraag

2. _____ trousers can be found on the top floor.
A
Men
B
Mens
C
Men's
D
Mens'

Slide 19 - Quizvraag

3. They are painting the ____ room this week.
A
Children's
B
Childrens
C
Childrens'
D
Children

Slide 20 - Quizvraag

4. Did you read ______ newspaper?
A
Yesterday
B
Yesterdays
C
Yesterdays'
D
Yesterday's

Slide 21 - Quizvraag

5. David is ______ husband.
A
Anne's
B
Annes
C
Annes'
D
Anne

Slide 22 - Quizvraag

6. All the _____ books were in their lockers.
A
boys's
B
boyss
C
boys'
D
boys

Slide 23 - Quizvraag

7. My ________ house is pretty far away.
A
grandparents's
B
grandparentss
C
grandparents'
D
grandparents

Slide 24 - Quizvraag

much & many

Slide 25 - Tekstslide

Much & many = veel 
Much
Many
Ontelbaar

Ontkennende zinnen (-zin)
I don't have much money

Vraagzinnen (? zin)
Do you have much work to do? 
Telbaar
Ontkennende zinnen (- zin)
I don't have many games at home. 

Vraagzinnen (? zin)
Do you have many biscuits left?

Slide 26 - Tekstslide

much/many?
tables

Slide 27 - Open vraag

much/many?
pizza slices

Slide 28 - Open vraag

much/many?
fruit

Slide 29 - Open vraag

Translate:
Veel geld (use much/many)

Slide 30 - Open vraag

much/many?
sun

Slide 31 - Open vraag

much/many?
books

Slide 32 - Open vraag