In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Oefentoets
Je maakt via lesson up de oefentoets. Bij elke vraag schrijf je de berekening duidelijk op.
Slide 1 - Tekstslide
Met een camera kun je een beweging vastleggen met een stroboscopische lamp. Hoe maak je een zo'n speciale foto?
A
door de sluiter open te laten en constant te belichten
B
door de sluiter open te laten en te verlichten met een aantal korte lichtflitsen
C
door een hele reeks foto’s vlak achter elkaar te maken en constant te belichten
D
door een hele reeks foto’s vlak achter elkaar te maken met korte lichtflitsen
Slide 2 - Quizvraag
Een videocamera maakt 20 beeldjes per seconde. Hoeveel beeldjes zijn er nodig om een beweging van 3 seconde vast te leggen?
A
20
B
30
C
60
D
23
Slide 3 - Quizvraag
Met welke formule bereken je de gemiddelde snelheid?
A
gemiddelde snelheid = afstand : tijd
B
gemiddelde snelheid = afstand x tijd
C
gemiddelde snelheid = tijd : afstand
D
gemiddelde snelheid = afstand + tijd
Slide 4 - Quizvraag
Vanuit het doel trapt keeper Maarten Stekelenburg de bal zo hard mogelijk weg. De bal komt na 80 meter op de andere helft terecht. De bal is 2,5 seconde in de lucht geweest. Met welke gemiddelde snelheid is dat geweest?
A
82,5 m/s
B
40 m/s
C
32 m/s
D
0,03 m/s
Slide 5 - Quizvraag
Met welke formule bereken je de afstand?
A
afstand = gemiddelde snelheid : tijd
B
afstand = tijd : gemiddelde snelheid
C
afstand = tijd - gemiddelde snelheid
D
afstand = gemiddelde snelheid x tijd
Slide 6 - Quizvraag
Ninah loopt in 20 minuten van school naar huis. Haar snelheid is 5 km/h. Bereken hoe ver Ninah van school woont.
A
1 km
B
1,7 km
C
2 km
D
5,2 km
Slide 7 - Quizvraag
Marit maakt een foto met een lamp die flits met regelmatige tussenpozen. Hoe heet zo'n foto?
A
Flitsfoto
B
snelheidsbeweging
C
tussenpozen foto
D
stroboscopische foto
Slide 8 - Quizvraag
Op de afbeelding hiernaast zie je een stroboscopische foto. Hoe lang doe de persoon over de sprong als je weet dat de flitser op 5 flitsen per seconde staat.
Slide 9 - Open vraag
Reken om: a 3,6 m/s = … km/h b 20 m/s = … km/h c 100 km/h = … m/s d 180 km/h = … m/s
Slide 10 - Open vraag
In de figuur zie je een stroboscopische foto van een rollende bal. Wat voor type beweging is dit?
A
eenparige beweging
B
versnelde beweging
C
vertraagde beweging
D
gemiddelde beweging
Slide 11 - Quizvraag
In de figuur zie je een afstand-tijd grafiek. Wat voor type beweging is dit?
A
eenparige beweging
B
versnelde beweging
C
vertraagde beweging
D
gemiddelde beweging
Slide 12 - Quizvraag
In de figuur zie je een afstand-tijd grafiek. Wat voor type beweging is dit?
A
eenparige beweging
B
versnelde beweging
C
vertraagde beweging
D
gemiddelde beweging
Slide 13 - Quizvraag
In de figuur zie je een afstand-tijd grafiek. Wat voor type beweging is dit?
A
eenparige beweging
B
versnelde beweging
C
vertraagde beweging
D
gemiddelde beweging
Slide 14 - Quizvraag
Levi woont 6 km van school. Hij fietst in een kwartier van huis naar school. a Hoeveel uur is een kwartier? b Bereken de gemiddelde snelheid van Rick in km/h. (Schrijf de berekening op volgens de geleerde stappen)
Slide 15 - Open vraag
De aarde draait in 24 uur rond haar as. De omtrek van de aarde is 40.030 km bij de evenaar. Bereken de snelheid van de aarde op de evenaar. Rond af op hele getallen.
Slide 16 - Open vraag
Een trein rijdt met een snelheid van 50 km/h een stad binnen. Naast het spoor staan seinpaaltjes. De trein passeert telkens na 0,8 seconde een seinpaaltje. a. Hoeveel m/s is 50km/h? b. bereken de afstand tussen twee seinpaaltjes.