Wereldoriëntatie 5/6 - Algemeen tekstbegrip - Wie is de baas?


Ik wil meer weten!
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
WereldoriëntatieBasisschoolGroep 5,6

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Introductie

Digibordles

Onderdelen in deze les


Ik wil meer weten!

Slide 1 - Tekstslide

Ik kan uitleggen waar de tekst de baas in mijn land, is... over gaat.

Slide 2 - Tekstslide

Bekijk de titel van het artikel, maar lees de tekst nog niet.
 
Wat valt op aan de kopjes, de titel en de plaatjes?
Wat is dit voor een tekst denk je?
Hoe ga je deze tekst lezen?
Wat is het doel van de schrijver denk je? Waar zie je dat aan?
Waar denk je dat het over zal gaan, waarom denk je dat?
Wat weet je er al van?



Slide 3 - Tekstslide

 Schrijf je vragen op een post-it (één vraag per blaadje) en plak ze op de
vragenmuur.
Heb je vragen als je naar de tekst kijkt? 

Slide 4 - Tekstslide

Woordenschat:
de troon, overnam (overnemen), Taliban, wil opleggen, president.
De leerkracht doet het voor.

Slide 5 - Tekstslide

Woordenschat:
macht, stralen uit (uitstralen),
bodyguard, gentleman, daklozen.
De leerkracht doet het voor.

Slide 6 - Tekstslide

Woordenschat:
brengt mensen samen (mensen
samenbrengen), verbindt ze met elkaar (mensen met
elkaar verbinden), taken, politiek, bevolking, cultuur.
We doen het samen!

Slide 7 - Tekstslide

Vat de tekst per alinea samen.

Slide 8 - Tekstslide

Tekstgerichte vragen:
Wat is de naam van de eerste vrouwelijke president van Mexico?
Welke landen uit de tekst zijn een democratie? En wat betekent dat?
Maak een kastschema met de argumenten voor en tegen 
het Nederlandse koningshuis die de tekst noemt.
Abdul zegt: ‘Als je je aan de regels van de Taliban houdt, is het leven nu wel veiliger.’ Waarom kan je toch niet zeggen dat de Taliban het leven in Afganistan veiliger gemaakt heeft?
Denk je dat het beter is voor een land om een koning of een president te hebben? Gebruik de argumenten in de tekst.
Schrijf een brief aan een van de bazen uit de tekst, waarin je uitlegt welke verandering jij graag in dat land zou willen zien en waarom je dat belangrijk
vindt.

Slide 9 - Tekstslide

Facultatief: oefenen van de toetsvraagstelling.
Toetsvraag:
Lees: ‘Ik heb ook zo’n pak en toen zeiden m’n vrienden dat
ik eruit zag als een gentleman.’ 
Wat kan de schrijver het beste doen met het woord ‘toen’ in deze zin?
A: Gewoon zo laten staan
B: Aanvullen met: ik het kocht
C: Aanvullen met: ik het aanhad
D: Weglaten

Slide 10 - Tekstslide

Wat heb je deze les geleerd?
Klopte het idee over het doel van de schrijver?
Bespreek de antwoorden op de tekstgerichte vragen en de toetsvraag.

Slide 11 - Tekstslide

 Antwoord gevonden op je vraag? Schrijf het antwoord op een andere kleur post-it en plak deze bij de vraag op de vragenmuur.
Zijn er nieuwe vragen ontstaan? 
Schrijf ze op post-its. 

Slide 12 - Tekstslide

Tot de 
volgende keer!

Slide 13 - Tekstslide