Engels Unit 3

Engels Unit 3
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Engels Unit 3

Slide 1 - Tekstslide

Hoe vertaal je:
Tot snel!
A
Untill quickly!
B
See you nice!
C
How do you do?
D
See you soon!

Slide 2 - Quizvraag

Hoe zeg je: Ik hoop dat je een goede week hebt.
A
I hope you have an good week
B
I hoop you have a good weak
C
I hoping you have a good week.
D
I hope you have a good week.

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent: I smile a lot
A
Ik smeer vaak
B
Ik lach veel
C
Ik heb een goede smaak
D
Ik glimlach altijd

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het ontbrekende woord?
You think that riding a horse is ........ dangerous.
A
green
B
quiet
C
pretty
D
under

Slide 5 - Quizvraag

Wat moet hier tussen staan?
I feel ..... when I go to bed late
A
tired
B
crazy
C
my head
D
clean

Slide 6 - Quizvraag

I’m really ....... about this test!
A
cold
B
nervous
C
stupid
D
super

Slide 7 - Quizvraag

come on! Let`s get .....
A
driving a car
B
also
C
the groceryshop
D
started

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het meervoud van lucifer?
A
matches
B
matchs
C
machess
D
matschess

Slide 9 - Quizvraag

wat is het meervoud van dress
A
dresss
B
dressed
C
dress
D
dresses

Slide 10 - Quizvraag

Wat moet hier staan?
I like ...... house over there
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 11 - Quizvraag

...... boys and girls are standing next to me
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 12 - Quizvraag

Who`s balls are ......... lying across the street?
A
this
B
these
C
that
D
those

Slide 13 - Quizvraag

There aren’t some/any apples in the fruit basket.
A
some
B
any
C
xxxxxxxxxxxxx
D
xxxxxxxxxxxxx

Slide 14 - Quizvraag

Do you have some/any new shirts?
A
any
B
some
C
xxxxxxxxxxxx
D
xxxxxxxxxxxxxx

Slide 15 - Quizvraag

No, we didn`t see some/any bears!
A
any
B
some
C
xxxxxxxxxxxx
D
xxxxxxxxxxxxx

Slide 16 - Quizvraag

Hoe zeg je:
Wat ben je toch aan het doen?!
A
What are you doing?
B
What are you doing!
C
What are you doing?!
D
What are you doing

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het meervoud van car?
A
carres
B
cars
C
cars
D
kaars

Slide 18 - Quizvraag

Summertime is my favourite holiday/invitation
A
holiday
B
invitation
C
holy day
D
inventation

Slide 19 - Quizvraag

Wat betekent: I want to break free
A
Ik wil een pauze vrij
B
Ik wil de vrijheid breken
C
Ik wil de vrijheid!
D
Ik wil vrije tijd hebben

Slide 20 - Quizvraag