2v Les 1 18-04
Le jeudi 18 avril
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Le jeudi 18 avril
Slide 1 - Tekstslide
Plan du cours
1. Les buts du cours
2. Wat weet je nog over Grammaire II ?
3. La prononciation des mots (apprendre 6)
4. Le travail du jour (ensemble et en autonomie)
5. Heb je de doelen behaald?
Slide 2 - Tekstslide
2a. Wat weet je nog van vorige les?
Wat is het doel van een aanwijzend voornaamwoord?
Vul in (ce, cette, cet, ces)
1. __________ fille est petite.
2. _________pantalon est vert.
3. _________ monuments sont beaux.
4. _________ animal est gros.
Slide 3 - Tekstslide
2b. Het aanwijzend voornaamwoord
enkelvoud
meervoud
mannelijk
ce
ces
mannelijk met stomme h of klinker
cet
ces
vrouwelijk
cette
ces
Slide 4 - Tekstslide
2c. Tu préfères quoi ?
A. C. E.
B. D. F.
Slide 5 - Tekstslide
3. La prononciation des mots
Prends ton livre à la page 79 et lis les mots apprendre 6.
Slide 6 - Tekstslide
4. Le travail du jour
Travailler ensemble
Faire les exercices Parler: 17(k) + 18(k) + 19(k).
Travaille en autonomie
Faire les exercices 21 et 23.
Let op: We gaan opdracht 23 samen bespreken.
Slide 7 - Tekstslide
Heb je de doelen behaald?
Kennis:
-Je kan iets aanwijzen (met ce, cette, cet of ces).
-Je hebt de uitspraak van de woordjes geoefend (apprendre 6).
Spreekvaardigheid:
-Je kan iets vertellen over je stad/ je regio.
Slide 8 - Tekstslide
De rangtelwoorden
1e - premier, première 8e - huitième
2e - deuxième 9e - neuvième
3e - troisième 10e - dixième
4e - quatrième
5e - cinquième
6e - sixième
7e - septième
Slide 9 - Tekstslide
Le verbe "voir" (zien)
Je vois Ik zie
Tu vois Jij ziet
Il/elle/on voit Hij/zij/men ziet
Nous voyons Wij zien
Vous voyez Jullie zien/ u ziet
Ils/elles voient Ze zien
Passé-composé: "avoir" als hulpwerkwoord in de t.t + vu
