Biologie hoofdstuk 6 les 4

Biologie hoofdstuk 6 les 4

Het belang van water
Zoet en zout water
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

Onderdelen in deze les

Biologie hoofdstuk 6 les 4

Het belang van water
Zoet en zout water

Slide 1 - Tekstslide

Welkom bij de les! 

Slide 2 - Tekstslide

Waarom dragen wedstrijdzwemmers een zwemmuts?
A
Dan bleken je haren niet door het chloor
B
Dan blijven je haren droog tijdens de wedstrijd
C
Dan koel je minder snel af
D
Dan heb je minder last van weerstand in het water

Slide 3 - Quizvraag

Waarom hoeft een larve niet boven water te komen om zuurstof te halen?
A
De larve eet planten waarin zuurstof zit
B
De larve heeft in het water geen zuurstof nodig
C
De larve maakt zelf zuurstof
D
De larve haalt zuurstof uit het water

Slide 4 - Quizvraag

In sommige sloten zit zo weinig zuurstof, dat er geen vis in kan leven. Waarom leven er wel waterinsecten?
A
Ze maken zelf zuurstof
B
Ze kunnen zonder zuurstof leven
C
Ze komen op het land om adem te halen
D
Ze halen zuurstof uit de lucht

Slide 5 - Quizvraag

Waarom is zeep een ramp voor een schaatsenrijder?
A
De poten worden vettig, daardoor kan hij niet meer bewegen
B
De zeepresten komen op het voedsel, waardoor het dier stikt
C
In zeepwater zit te weinig zuurstof, waardoor het dier stikt
D
De stevigheid van het wateroppervlak verdwijnt - hij verdrinkt

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van een zoogdier?
A
Een sterk gestroomlijnd lichaam
B
Langer onder water kunnen blijven
C
Voedsel van het land en uit de zee is geschikt
D
Een eigen vaste lichaamstemperatuur

Slide 7 - Quizvraag

Welk dier heeft een constante lichaamstemperatuur?
A
otter
B
eend
C
stekelbaars
D
alle 3

Slide 8 - Quizvraag

Het water is 5 graden Celsius.
Hoe warm is de stekelbaars?
A
5 graden
B
10 graden
C
15 graden
D
37 graden

Slide 9 - Quizvraag

Het water is 25 graden Celsius.
Hoe warm is de bever?
A
10 graden
B
15 graden
C
25 graden
D
37 graden

Slide 10 - Quizvraag

Het water is 10 graden Celsius.
Hoe warm is de eend?
A
10 graden
B
15 graden
C
25 graden
D
37 graden

Slide 11 - Quizvraag

Een zwemmer gaat van NL naar Engeland. Vooraf smeert hij zich in met vet. Waarom?
A
Om soepel door het water te kunnen glijden
B
Om zich te beschermen tegen de koud
C
Om zijn huid te beschermen tegen ongedierte
D
Om zijn spieren soepel te houden tijdenshet zwemmen

Slide 12 - Quizvraag

De bakker gebruikt voor het deeg: meel, zout, water en gist.
Welke zin is juist?
A
Brooddeeg is een oplossing
B
Brooddeeg is een zuivere stof
C
Brooddeeg is een mengsel

Slide 13 - Quizvraag

Een legering is een speciaal soort mengsel. Hoe wordt dit mengsel gemaakt?
A
Door twee gassen te mengen
B
Door twee vloeistoffen te mengen
C
Door twee vaste stoffen te mengen

Slide 14 - Quizvraag

De waterplant maakt zuurstof.
Je ziet dat aan de belletjes.
Welke zin is waar?
A
De zuurstof is niet opgelost.
B
De zuurstof is opgelost.
C
De zuurstof is vloeibaar.
D
De zuurstof is verdampt.

Slide 15 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met "geconcentreerd appelsap"?
A
Er is water uit het sap van de appels gehaald
B
Er is water bij het sap van de appels gedaan
C
Er is suiker uit het sap van de appels gehaald
D
Er is suiker bij het sap van de appels gedaan

Slide 16 - Quizvraag

Als je soep eet met veel zout, dan kun je zeggen dat er een hoge concentratie zout in zit.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Je kunt zout uit het zeewater halen, door...
A
... het zeewater te verwarmen
B
... het zeewater te koken
C
... het zeewater te bevriezen
D
... het zeewater te filteren

Slide 18 - Quizvraag

Je gaat deze les leren...
  • dat zout in de zee/oceaan afkomstig is van het land en beetje bij beetje door rivieren is aangevoerd;
  • dat de hoeveelheid zout bepaald of water zout/zoet is;
  • dat vissen en planten aangepast zijn aan zout/zoet;
  • dat kwelders en schorren ontstaan door slib

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen zout en zoet water?

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Video

Water...
A
uit rivieren is zoet
B
uit rivieren is zout
C
uit de zee is zoet
D
uit de zee is zout

Slide 22 - Quizvraag

Kun je het bassin voor dolfijnen vullen met kraanwater?

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Video

Waar komt het water in een kwelder vandaan?
A
uit de bodem
B
uit de zee
C
uit de rivier

Slide 25 - Quizvraag

Waarom vind je in een kwelder geen rozen/tulpen/paardenbloemen?
A
te zoet water
B
te zout water

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Deze zeekraal... (zie blz. 85)
A
... leeft in zout water
B
... leeft in zoet water

Slide 28 - Quizvraag

Zeekraal... (zie blz. 85)
A
...neemt het zoute water op
B
...scheidt het zout uit

Slide 29 - Quizvraag


A
Lamsoor leeft met de voeten in het zeewater
B
Lamsoor leeft wat verder van de zee af
C
Lamsoor neemt het zout op
D
Lamsoor scheidt het zout uit

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Video

In het water van oceanen en zeeën zit veel zout. Hoe komt het in het water terecht?
A
via dieren
B
via rivieren
C
via regen
D
via mensen

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Video

Hoe komt het dat grote metalen schepen blijven drijven?
A
opwaartse druk
B
neerwaartse druk

Slide 34 - Quizvraag

Een snoek is een zoetwatervis. Wat weet je over het water waarin de snoek leeft?
A
In dat water zit weinig zout.
B
In dat water zit veel suiker.
C
In dat water is veel slib opgelost.
D
Dat water kan niet bevriezen.

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Video

De paling paart...
A
in zoet water
B
in zout water
C
in de rivieren
D
in de zee

Slide 37 - Quizvraag

Wat hindert de paling?
A
te veel zout in de rivieren
B
dijken en sluizen
C
te weinig zout in de rivieren

Slide 38 - Quizvraag

Slide 39 - Video

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 40 - Open vraag

Welk cijfer geef je je eigen inzet op schaal 1 tot en met 10
110

Slide 41 - Poll

Slide 42 - Tekstslide