PC 4 | Water: gebruik, winning, kwaliteit en kwantiteit
Aardrijkskunde
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4
In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
PC 4 | Water: gebruik, winning, kwaliteit en kwantiteit
Aardrijkskunde
Slide 1 - Tekstslide
PC 4 | Water: gebruik, winning, kwaliteit en kwantiteit
Herhaling van de vorige lessen
PC 4 | Water: gebruik, winning, kwaliteit en kwantiteit > tijdens de uitleg vul jij de samenvattingsopdracht in
Afmaken samenvattingsopdracht PC 4
Slide 2 - Tekstslide
De afkorting NAP staat voor...
A
Nieuw Amsterdams Peil
B
Normaal Amsterdams Peil
C
Nieuw Amerongs Peil
D
Normaal Amerongs Peil
Slide 3 - Quizvraag
Het naar de bodem zakken van klei en slib noem je...
A
erosie
B
verwering
C
verslibbing
D
sedimentatie
Slide 4 - Quizvraag
Als er vroeger een rivier overstroomde, dan ontstond er naast de rivier een...
A
komgrond
B
wiel
C
oeverwal
D
zomerdijk
Slide 5 - Quizvraag
Hiernaast zie je 2 wielen, die zijn onstaan/gemaakt door...
A
boeren, zo hebben de koeien te drinken
B
door hevige regenval
C
ontstaan bij een dijkdoorbraak
D
omhoogstromend grondwater
Slide 6 - Quizvraag
Door afwatering zakt de bodem van veenpolders in, dat proces noem je
A
verklinking
B
verstening
C
inklinking
D
instening
Slide 7 - Quizvraag
Deze mensen hebben hun huizen gebouwd tussen de zomer en de winterdijk in, oftewel in de .... (gratis tip: doe dat niet)
A
Polder
B
Uiterwaard
C
Veengebied
D
Ferryland
Slide 8 - Quizvraag
Waar bevindt zich in deze foto de ringvaart?
A
Voorzijde / onderdaan
B
achterzijde / bovenaan
Slide 9 - Quizvraag
Het rivierengebied in Nederland noemt men ook wel een....
A
Ypsilon
B
Gamma
C
Delta
D
Estuarium
Slide 10 - Quizvraag
Wat voor een soort polder zie je hiernaast?
A
veenpolder
B
droogmakerij
C
zeepolder
D
landpolder
Slide 11 - Quizvraag
De foto hiernaast laat een ___polder zien
A
zeepolder
B
veenpolder
C
droogmakerij
D
landpolder
Slide 12 - Quizvraag
Watergebruik en waterwinning
Watergebruik
Drinkwaterwinning
Water uit de duinen
Zoet water = niet zout water, het smaakt NIET zoet...
Zout water = zout
Slide 13 - Tekstslide
Watergebruik
Drinkwater (water uit de kraan) wordt thuis gebruikt = huishoudelijk watergebruik
Gemiddeld zo'n 120 liter per persoon per dag
Drinkwater dat in fabrieken voor de productie wordt gebruikt = industrieel watergebruik (frisdrank, wasmiddel en andere)
Niet al het proceswater in de industrie is van drinkwaterkwaliteit, dit water wordt gebruikt voor het wassen van aardappelen, groente en flessen of als koelwater om machines mee af te koelen.
Slide 14 - Tekstslide
Watergebruik
Landbouw: grootste waterverbruiker van Nederland. Denk aan de gewassen en het drinkwater voor het vee: 1 koe drinkt per dag zo'n 100 liter water. Maar ook voor ons voedsel uit het buitenland is veel drinkwater nodig!
Rekensommetje:
Watervoetafdruk = Huishoudelijk watergebruik + industrieel watergebruik + water in de landbouw. Dit komt uit op gemiddeld zo'n 6.000 liter water per persoon per dag.
Slide 15 - Tekstslide
Drinkwaterwinning
Waterwinning gebeurt op verschillende manieren:
Grondwater: water dat als neerslag is gevallen en in de grond wegzakt. De grond heeft hierdoor een filterende werking.
Oppervlaktewater: Schoon rivierwater wordt in spaarbekkens verzameld.
Duinen: Neerslag en oppervlaktewater wordt (kunstmatig) geïnfiltreerd.
Slide 16 - Tekstslide
Water uit de duinen
Grondwater onder de duinen is zoet (niet zout) dit komt omdat het grondsoort zand een goede doorlaatbaarheid heeft.
Zoet water is lichter dan zout water in drijft op het zoute water (zoetwaterzak).
Hierdoor zijn de duinen een belangrijk waterwingebied
De zoetwatervoorraad in de duinen verkleint, dit wordt tegengegaan door rivierwater kunstmatig in de grond te pompen.
Slide 17 - Tekstslide
Samenvattingsopdracht compleet?
Slide 18 - Tekstslide
Afvalwater schoonmaken
Voordat het rioolwater in het oppervlaktewater terecht komt wordt het eerst gezuiverd. Dit om het zelfreinigend vermogen van oppervlaktewater niet aan te tasten.
Organische vervuiling (etensresten, poep, afvalstoffen) wordt uit het afvalwater gehaald.
Zwart water = water van toiletspoeling en moet zeer goed worden gezuiverd.
Grijs water = water van douche, wasmachine en keuken. Deze kan na een kleine bewerking worden geloosd.
Slide 19 - Tekstslide
Andere watervervuiling
Industrie: zorgt voor chemische vervuiling in het water die de natuur zelf niet kan reinigen.
Industrie en elektriciteitscentrales: lozen warm geworden koelwater in het oppervlaktewater (thermische vervuiling) waardoor planten en dieren in gevaar komen.
Landbouw: Meststoffen spoelen weg in het water waardoor waterplanten snel groeien, hierdoor stroomt het water minder snel weg en ontstaat er vissterfte door een teveel aan bacteriën.
Droge zomer: zout worden van grondwater (verzilting) doordat brak water aan de oppervlakte komt. Dit heeft nadelige gevolgen voor de landbouwgewassen.
Slide 20 - Tekstslide
Water en overheid
Rijkswaterstaat regelt zaken over water op landelijk schaalniveau.
Daarnaast: waterschappen die 4 taken hebben:
Taak 1: waterkwaliteit: zorgen voor schoon water.
Taak 2: waterkwantiteit: zorgen voor de juiste hoeveelheid water.
te veel water: afvoeren te weinig water: water vasthouden om verdroging tegen te gaan.
Taak 3 goede waterkeringen om overstromingen tegen te gaan. (dijken, duinen, stuwen)