Examentraining kader 4: leesvaardigheid

Examentraining deel 2
Leesvaardigheid
Mavo 4
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Examentraining deel 2
Leesvaardigheid
Mavo 4

Slide 1 - Tekstslide

Onderwerp van een tekst
  • Beschrijft in één woord of in enkele woorden waarover een tekst gaat.

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdgedachte van de tekst
  • Wat zegt de schrijver over het onderwerp?
  • Bekijk de titel.
  • Lees de eerste alinea.
  • Lees de kernzinnen van de alinea's.
  • Lees het slot.

Slide 3 - Tekstslide

Let op!
  • Op je examen wordt er vaak gevraagd naar de hoofdgedachte van de tekst.
  • Lees de meerkeuzevragen goed. Sommige antwoorden gaan over een gedeelte van de tekst. 

    Slide 4 - Tekstslide

    Schrijfdoelen
    Een schrijver van een tekst heeft altijd een bepaalde bedoeling met zijn tekst.

    Slide 5 - Tekstslide

    Schrijfdoelen
    • Informeren;
    • Instructie geven;
    • Overtuigen;
    • Activeren;
    • Amuseren (vermaken);
    • Gevoelens oproepen.

    Slide 6 - Tekstslide

    Tekstsoort
    Vaak kun je het doel van een tekst ontdekken door te herkennen wat voor tekstsoort het is.

    Bijvoorbeeld: nieuwsbericht, recept, recensie.

    Slide 7 - Tekstslide

    Tekstsoort en doelen
    Nieuwsbericht -> informeren
    Recept -> instructie geven
    Ingezonden brief -> overtuigen
    Reclametekst -> activeren
    Stripverhaal -> amuseren
    Gedicht -> gevoelens oproepen

    Slide 8 - Tekstslide

    Tekstdoelen - alles op een rij
    Informeren
    De schrijver wil informatie geven over iets of nieuws geven.
    Artikel in krant, nieuwsbericht, verslag
    Uitleggen
    De schrijver wil uitleg geven over iets. 
    Recept, gebruiksaanwijzing.
    Mening geven
    De schrijver wil een of meer meningen laten zien, mening vormen
    Artikel in krant of tijdschrift
    Overtuigen
    De schrijver wil de lezer overtuigen. Dus als hij vóór is, wil hij dat de lezer dat ook is na het lezen van de tekst. 
    Beoordeling, betoog, recensie, blog, column
    Amuseren
    De schrijver wil de lezer amuseren (vermaken) of gevoelens oproepen.
    Verhaal, gedicht, blog, strip
    Activeren
    De schrijver wil de lezer aansporen iets te doen. (Goed doel bijvoorbeeld)
    Advertentie, flyer, poster

    Slide 9 - Tekstslide

    Welk tekstdoel past bij een advertentie voor een goed doel? (De schrijver wil dat je gaat doneren)
    A
    Informeren
    B
    Uitleggen
    C
    Activeren
    D
    Amuseren

    Slide 10 - Quizvraag

    Welk tekstdoel past bij een artikel dat in de krant staat? Het artikel gaat over een nieuw hotel op Texel.
    A
    Informeren
    B
    Overtuigen
    C
    Amuseren
    D
    Activeren

    Slide 11 - Quizvraag

    Leesstrategieën
    1. Globaal;
    2. Intensief;
    3. Zoekend.

    Slide 12 - Tekstslide

    Leesstrategieën
    Globaal lezen:
    • Kijk naar de titel, tussenkopjes, plaatjes en de bron van de tekst.
    • Daarna lees je de inleiding, kernzinnen van alinea's en het slot.

    Slide 13 - Tekstslide

    Leesstrategieën
    Intensief lezen:
    • Je leest de hele tekst.
    • Je let op details.
    • Probeer te begrijpen wat er in de tekst staat.

    Slide 14 - Tekstslide

    Leesstrategieën
    Zoekend lezen:
    • Zoek naar trefwoorden.
    • Zoek gericht naar informatie in de tekst.

    Slide 15 - Tekstslide

    Functie van een afbeelding
    • Trekken van aandacht.
    • Voegt nieuwe informatie toe.
    • Nodig om de tekst beter te begrijpen.

    Slide 16 - Tekstslide

    Indeling van een tekst
    Titel
    Inleiding
    MIddenstuk - kern van de tekst
    Slot

    Slide 17 - Tekstslide

    Functies van de inleiding
    Inleiding
    • Onderwerp van de tekst introduceren.
    • Aandacht trekken. 

    Slide 18 - Tekstslide

    Inleiding - verschillende manieren
    De schrijver probeert in de inleiding het onderwerp te introduceren en om de aandacht van de lezer trekken. 

    Hoe kan een schrijver dat doen?
    Onderwerp noemen, belangrijke vraag stellen, anekdote vertellen (leuk verhaaltje) of een persoonlijke ervaring vertellen. Ook kan de schrijver bijvoorbeeld de aanleiding noemen. Dus: waarom schrijft hij deze tekst eigenlijk?

    Slide 19 - Tekstslide

    Functies van het slot
    Let op: hoofdgedachte van de tekst staat vaak in het slot.
    • Conclusie geven.
    • Samenvatting geven van de tekst.
    • Advies geven.
    • Waarschuwing geven.
    • Oproep doen.

    Slide 20 - Tekstslide

    Signaalwoorden
    • Het is handig om de signaalwoorden uit je hoofd te leren.
    • Je herkent dan de verbanden van de tekst.

    Slide 21 - Tekstslide

    Signaalwoorden

    Slide 22 - Tekstslide

    Verwijswoorden
    Verbanden tussen woorden en zinnen kunnen ook aangegeven worden met verwijswoorden.

    • Hij, ze, hem, haar, het, deze, die, dat, dit, wat.

    Slide 23 - Tekstslide

    Oefenen
    • www.eindexamensite.nl 
    • www.examenblad.nl
    • www.examenbundel.nl

    Slide 24 - Tekstslide

    Slide 25 - Link