Betoog

Hoe zit je erbij?
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoe zit je erbij?

Slide 1 - Tekstslide

Betoog 




Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen: 

1. Aan het eind van de les weet je hoe een goed betoog eruit ziet en hoe deze is opgebouwd. 

2. Aan het eind van de les heb je geoefend met het invullen van je schrijfplan.



Slide 3 - Tekstslide

Hoe ziet het spreekexamen eruit?
  • Minimaal 7 min
  • Betoog houden
  • Powerpoint mag, niet verplicht
  • Betoog over een maatschappelijk onderwerp 

Slide 4 - Tekstslide

Waar denk jij aan bij
een betoog?

Slide 5 - Woordweb

Wat is een stelling/
standpunt?

Slide 6 - Tekstslide

Stelling /
standpunt: 

Mening in één zin. 
zoals: Vuurwerk moet verboden worden. 

Slide 7 - Tekstslide

Betoog 

In een betoog probeert iemand je te overtuigen van zijn mening / standpunt. 

Dit doet hij met: 
>> argumenten 
>> tegenargumenten
>> weerlegging



Slide 8 - Tekstslide

Opdracht

Wat: Je gaat in groepjes van 3/4 betogen bekijken.
Hoe: Dit doe je samen door zachtjes te praten. Bespreek de kenmerken en dingen die je goed en minder goed vindt.
Hulp: Je groepsgenoten!
Tijd: 10 minuten
Uitkomst: Kenmerken en opbouw van een betoog.
Klaar: Steek dan even je hand op, zodat we het klassikaal kunnen nabespreken.





Slide 9 - Tekstslide

Hoe is een betoog opgebouwd? 
Je overtuigt de lezer van je mening.

Indeling:
Inleiding:
Je trekt de aandacht, introduceert je (vraag)stelling/onderwerp.  (aan de hand van een anekdote) en geeft jouw stelling
Middenstuk:
Je geeft je standpunt en de argumentatie daarvoor.
Slot:
Je herhaalt je standpunt, vat je onderbouwing samen en trekt een conclusie.


Slide 10 - Tekstslide




Wat is een betoog?


De opbouw van een betoog

Slide 11 - Tekstslide

argumenten voor 
argumenten
tegen 
Waarom klopt jouw mening? 
Deze ondersteunen je standpunt 

Waarom kunnen mensen anders denken? 

Slide 12 - Tekstslide

Een goede schrijver bedenkt in zijn betoog al tegenargumenten. Waarom zou hij dit doen?
A
Het haalt zijn eigen stuk onderuit.
B
Hij kan direct aangeven waarom dit niet zo is.
C
Zijn argumenten wegen daardoor zwaarder.
D
Hij houdt wel van een beetje tegengas.

Slide 13 - Quizvraag

Weerlegging

Waarom vind jij het argument niet goed? -> uitleggen

Waarom ben jij het er niet mee eens.  Je ontkracht het tegenargument! 

Slide 14 - Tekstslide

Opbouw van een argument: 

1. Wat is je argument? 
2. Waarom is dat zo? 
3. Voorbeeld 

Slide 15 - Tekstslide

Welk tekstdoel past bij een betoog?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 16 - Quizvraag

Middenstuk
-> Jouw standpunt
-> Onderbouwen met drie argumenten (elk argument aparte alinea)
-> Geef ook tegenargument en weerleg dit

Slide 17 - Tekstslide

Slot
Je herhaalt je standpunt, vat je onderbouwing samen en trekt een conclusie.

Slide 18 - Tekstslide

Beoordeling examen
  1. Inhoud
  2. Samenhang
  3. Afstemming op doel
  4. Afstemming op publiek
  5. Woordgebruik & woordenschat 
  6. Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing. 

Slide 19 - Tekstslide

Opbouw betoog
- Geef elk argument een aparte alinea
- Gebruik signaalwoorden voor de opsomming van de argumenten: ten eerste, bovendien, ook.
- Geef de conclusie aan met een signaalwoord: dus, kortom.

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 
Wat: Je gaat een oefenen met het schrijven van een betoog.
Hoe: Kies in groepjes van 3/4 een stelling op www.schooldebatteren.nl Bepaal als groepje of je voor of tegen de stelling bent.
Hulp: Internet en het schrijfplan
Tijd: 15 minuten
Uitkomst: Een ingevuld schrijfplan
Klaar: Lever als groepje je schrijfplan bij mij in!

Slide 21 - Tekstslide