In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 9.5 / 7.5
Slide 1 - Tekstslide
Voor vandaag:
toets 17 maart
neem voor je §9.5 (blz. 110) / §7.5 (blz. 26)
9.2 t/m 9.4 herhalen
9.5 Vergelijkingen oplossen met bordjes- instructie
Oefenen
Afronden met exit ticket
Slide 2 - Tekstslide
Volgorde bij berekening
Stappenplan
tussen de Haakjes
Machten (dus ook Kwadateren)
Vermenigvuldigen en Delen (v.l.n.r)
Optellen en Aftrekken (v.l.n.r)
Help Mij Van Die Onvoldoendes Af!
Slide 3 - Tekstslide
9.3 Werken met formules
Notatie in schrift
m=8 wat is l?
l=3m+16
Slide 4 - Tekstslide
Bereken van de volgende formule uitkomst p als n = 12.
p = 1 + 4(n - 9)
Lastig?
O21 maken
Slide 5 - Tekstslide
Los de volgende vergelijkingen op:
30a + 20 = 140 11t = 88
Slide 6 - Tekstslide
Welk teken kun je lezen tussen een getal en een letter, bijvoorbeeld 4b?
A
x
B
+
C
:
D
-
Slide 7 - Quizvraag
Schrijf de volgende formule korter. h = -2p + 13 - 5p - 10 - p + 12p
Slide 8 - Open vraag
Schrijf korter: b=2a + 5 -7a -12
A
b=9a-7
B
b=9a+17
C
b=5a-7
D
b=-5a-7
Slide 9 - Quizvraag
Schrijf zo kort mogelijk: t=2v + 6 -v +10
A
t=1v+16
B
t=v+16
C
t=3v+16
D
t=-v+16
Slide 10 - Quizvraag
Welk van de volgende bewerkingen reken je altijd als eerste uit?
A
x
B
:
C
-
D
(...) Wat tussen de haakjes staat
Slide 11 - Quizvraag
y= 7x +5 Bereken y als x=6
Slide 12 - Open vraag
y= 5+ 3x Bereken y als x= -4
Slide 13 - Open vraag
a= -4(b+8) + 50 Bereken a als b=-2
Slide 14 - Open vraag
Los op: 20w +120 = 260 Schrijf je berekening op.
Slide 15 - Open vraag
Los op: 320 - 15p = 140 Schrijf je berekening op.
Slide 16 - Open vraag
Los de vergelijking op. -7 x r - 20 +3 x r = 18 Schrijf je berekening op.
Slide 17 - Open vraag
HV: Lesdoel:
- Je kunt vergelijkingen oplossen met bordjes methode.
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
TL: Lesdoel:
- Je leert hoe je bij een formule een grafiek tekent
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
TL:
- Je begint met het maken van som 28
Slide 22 - Tekstslide
HV:
- oefenen met de bordjes methode
Slide 23 - Tekstslide
Aanpak:
Leg het bordje over de term met de variabele erin.
Reken uit wat er op het bordje moet staan.
Bereken de oplossing, altijd delen door het getal vóór de letter.
Controleer je oplossing met de vergelijking.
Los op:
65 - 15p = 20
Slide 24 - Tekstslide
Aanpak:
Vereenvoudig (gelijksoortige termen samenvoegen).
Leg het bordje over de term met de variabele erin.
Reken uit wat er op het bordje moet staan.
Bereken de oplossing, (altijd delen door het getal vóór de letter).
Controleer je oplossing met de vergelijking.
Los op:
17b - 5b - 7 = -4
Slide 25 - Tekstslide
Aanpak:
Leg het bordje over de term met de variabele erin.
Reken uit wat er op het bordje moet staan.
Bereken de oplossing, altijd delen door het getal vóór de letter.
Controleer je oplossing met de vergelijking.
Los op:
2(a - 4) = 20
Slide 26 - Tekstslide
Aanpak:
Leg het bordje over de term met de variabele erin.
Reken uit wat er op het bordje moet staan.
Bereken de oplossing, altijd delen door het getal vóór de letter.
Controleer je oplossing met de vergelijking.
Los op:
50 - 8p = 18
Slide 27 - Tekstslide
Aanpak:
Leg het bordje over de term met de variabele erin.
Reken uit wat er op het bordje moet staan.
Bereken de oplossing, altijd delen door het getal vóór de letter.
Controleer je oplossing met de vergelijking.
Los op:
-6p - p + 12 = -23
Slide 28 - Tekstslide
Aanpak:
Leg het bordje over de term met de variabele erin.
Reken uit wat er op het bordje moet staan.
Bereken de oplossing, altijd delen door het getal vóór de letter.
Controleer je oplossing met de vergelijking.
Los op:
6 (p+7) = -24
Slide 29 - Tekstslide
Los deze vergelijking op met bordjes: 20a + 40 = 840
Slide 30 - Open vraag
Los deze vergelijking op met bordjes: 2a - 16 = 24
A
4
B
20
C
2
D
40
Slide 31 - Quizvraag
Los deze vergelijking op met bordjes: 14h - 17 = -31
A
h = 1
B
h = -14
C
h = -1
D
h = 48
Slide 32 - Quizvraag
Los op: 12 -10 = -c +4 +1,5c
A
-4
B
4
C
-0,25
D
1,25
Slide 33 - Quizvraag
9.5 maken (30 t/m 37)
klaar dan o34 of u9 + u10
Slide 34 - Tekstslide
Welke notatie is goed?
Loon = 5 + 0,20 x aantal kranten
A
L = 5 + 0,20a
B
L = 5, 20a
C
L = 5 + a0,20
D
L = 0,20a + 5
Slide 35 - Quizvraag
Maak de volgende formule korter. bedrag=aantal uur x 0,50 + 50
Slide 36 - Open vraag
klaar!
Tot de volgende les
Fijne dag!
Slide 37 - Tekstslide
exit ticket
De Computerspecialist komt thuis langs om een storing te verhelpen. De kosten worden berekend met de formule
k = 60a + 40
Hier is a de gewerkte tijd in uren en k de kosten in euro's.
Het verhelpen van een storing kost € 310,-.
Geef de vergelijking die hierbij hoort en los hem op. Controleer je antwoord.
Slide 38 - Tekstslide
Maak de volgende formule korter. 1. p = 3a - 4 - a + 6 2. q = 12 - 4 x b + 6 + 3 x b
Slide 39 - Open vraag
Gegeven is de formule: 5(n - 12) = a
Bereken a als n = 6
A
56 - 12 = 44
B
5 - 12 = -7x6 = -42
C
5x(6 - 12) = -30
D
5x6 - 12 = 30 -12 = 18
Slide 40 - Quizvraag
De kosten van een rit met een taxi kunnen worden berekend met de formule : k = 15 + 0,25(a - 7) k stelt de kosten in euro's en a aantal gereden km. Bereken wat een rit van 17 km kost.
A
152,5
B
17,5
C
40
D
11,25
Slide 41 - Quizvraag
Los de volgende vergelijking op met bordjes: -20 + 4 x p = -30
Slide 42 - Open vraag
Los deze vergelijking op met bordjes: 9t - 10t + 10 = 1