6.1 Stoffen

Welkom!
Kom rustig binnen
zoek rustig een plekje
boek/laptop op de juiste plek/bladzijde
relax totdat we gaan beginnen

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Kom rustig binnen
zoek rustig een plekje
boek/laptop op de juiste plek/bladzijde
relax totdat we gaan beginnen

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Wat is een molecuul?

Hoe bereken je de druk?
Hoe bereken je de dichtheid?
Wanneer blijft iets drijven?
Hoe gebruik je materialen?
Hoe ga je om met stoffen?




Slide 2 - Tekstslide

Molecuulmodel
Een molecuulmodel is 
een vereenvoudigde 
ruimtelijke weergave 
van de werkelijkheid

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een molecuul?
  • Papier kan kreuken en branden
  • Als je een vel papier pakt en deze in stukjes knipt,
       is elk stukje nog van papier, dat kan branden en kreuken
  • Als je 1 stukje pakt en deze nog kleiner maakt, is het nog steeds papier, dat kan branden en kreuken
  • als je zo'n ieniemie stukje papier pakt en deze nog kleiner maakt is
       elk stukje nog steeds papier, dat kan branden en kreuken.
  • Het kleinste deeltje met alle eigenschappen van papier is een papiermolecuul.

Slide 4 - Tekstslide

1.1 Het molecuulmodel

Slide 5 - Tekstslide

Water
  • Hoe komt water in de natuur voor:

  • Vaste stof     ijs
  • Vloeistof       water
  • gas                  waterdamp

  • Vaste stof, vloeistof en gas zijn fasen van stoffen

Slide 6 - Tekstslide

 fase van stoffen

Slide 7 - Tekstslide

Stofeigenschappen
Er zijn heel veel verschillende soorten stofeigenschappen.

Je kunt beter onthouden wat GEEN stofeigenschap is
massa
volume
temperatuur
vorm

Slide 8 - Tekstslide

Stofeigenschappen
Stofeigenschappen zijn de eigenschappen van de stoffen om ons heen.

Elke stof heeft een unieke combinatie van stofeigenschappen.

Stofeigenschappen blijven hetzelfde als je de hoeveelheid (massa) van de stof verandert. 



Slide 9 - Tekstslide

Wat is een molecuul?
A
Een onderdeel van een atoom.
B
Het kleinste deeltje dat er bestaat.
C
Het kleinste deeltje van een stof, met nog wel dezelfde eigenschap.
D
Een glas water.

Slide 10 - Quizvraag

Een molecuul is opgebouwd uit?
A
Stof
B
Deeltjes
C
Atomen
D
Moleculen

Slide 11 - Quizvraag

In een vaste stof zitten de moleculen:
A
op hun eigen plek en bewegen niet
B
niet op een eigen plek omdat ze bewegen
C
op hun eigen plek maar bewegen
D
vast

Slide 12 - Quizvraag

In een gas bewegen de moleculen
A
Heel snel
B
Heel langzaam

Slide 13 - Quizvraag

Hoeveel soorten atomen heeft een ethanol (alcohol) molecuul?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 14 - Quizvraag

Zet de woorden op de juiste plek
rijpen
sublimeren
verdampen
condenseren
smelten
stollen
gasvormige fase
vloeibare fase
vaste fase

Slide 15 - Sleepvraag

Wel een stofeigenschap
Geen stofeigenschap
Kleur
Smaak
Vorm
Hoeveelheid
Fase
Brandbaarheid
Giftigheid

Slide 16 - Sleepvraag

Kennen en kunnen (wat gaan we deze les doen)
  • Wat is druk?
  • Hoe kun je de druk berekenen?
  • Hoe  kun je de druk  vergroten of verkleinen?
  • Hoe kun  je de druk omrekenen?

Slide 17 - Tekstslide

Druk in de praktijk: 
Wie van deze twee heeft 
de grootste druk op de 
ondergrond?

Slide 18 - Tekstslide

Deze les

  • 4.1 Luchtdruk
  • Demo's 'Luchtdruk' 
  • maken opdrachten

Slide 19 - Tekstslide

                             Druk berekenen

Slide 20 - Tekstslide

Druk berekenen
p = druk in N/m2
F = kracht in N
A = oppervlakte in m2

Slide 21 - Tekstslide

Luchtdruk 

Slide 22 - Tekstslide

Druk van een gas.
-Hoe hoger de temperatuur, hoe hoger de druk
-Hoe meer gas, hoe hoger de druk
-Hoe kleiner het volume, hoe hoger de druk

Slide 23 - Tekstslide

  • overdruk: is de druk in bijvoorbeeld een fietsband, de druk in de fietsband is groter dan de luchtdruk
  • onderdruk: vacuümverpakt,  de druk in de verpakking is kleiner dan de luchtdruk
  • Absolute druk = luchtdruk + overdruk
  • Absolute druk = luchtdruk - onderdruk

Slide 24 - Tekstslide

Dichtheid
???

Slide 25 - Tekstslide

Dichtheid
Hier heb je 8 bolletjes in 1 cm3 dus kleinere dichtheid.
Dichtheid = 8
cm3g
Hier heb je 27 bolletjes in 1 cm3 dus grotere dichtheid.
Dichtheid = 27
cm3g
Uitleg van de wipwap

Slide 26 - Tekstslide

Dichtheid
Stoffen hebben een verschillende dichtheid. Hoe lager de dichtheid, hoe makkelijker iets blijft "drijven". 

Links een glas met veel stoffen met een verschillende dichtheid.

Slide 27 - Tekstslide

Wanneer blijft iets drijven?
DRIJVEN: De dichtheid van het voorwerp is kleiner dan de dichtheid van water
ZWEVEN: de dichtheid van het voorwerp is gelijk aan de dichtheid van water
ZINKEN: de dichtheid van het voorwerp is groter dan de dichtheid van water


Slide 28 - Tekstslide

 Dichtheid:  Hoe kan je dichtheid uitrekenen

Slide 29 - Tekstslide

Composieten 
Een composiet is een materiaal dat bestaat uit verschillende materialen. 

vb: Carbonfiber (kunststof en vezels)
  • kleine dichtheid
  • extreem sterk
  • kunnen grote trekkrachten opvangen

Slide 30 - Tekstslide

Composieten
Composiet: een materiaal dat bestaat uit 2 bestanddelen, vaak kunststof en vezels

Carbon, Glare (GLAss REinforced aluminium)

Slide 31 - Tekstslide

Legering
  • Een legering is een mengsel van
    verschillende metalen (ijzer, aluminium)
  •  Colablikjes zijn een legering van
    aluminium, mangaan en magnesium
wat is een halffabricaat?
wat is het halffabricaat in het productieproces van een colablikje?

Slide 32 - Tekstslide

Wat is een legering?
Legering = een metaalmengsel

Legering heeft andere en vaak betere eigenschappen dan de metalen waar het van gemaakt is.

Bekendste legering 
  • RVS = Roest vrij staal
  • Brons 
  • Messing 

Slide 33 - Tekstslide

En verder......Binas
MAC-waarde
Afval
Natuurkundig proces of chemische reactie?

Slide 34 - Tekstslide

natuurkundig of chemisch?
Natuurkundig proces: de stoffen veranderen niet

Scheikundig proces: bij een chemische reactie verdwijnen stoffen én er ontstaan nieuwe stoffen.

Slide 35 - Tekstslide