der Apfel - das Ei - der Orangensaft der Kaffee - das Müsli
die Marmelade - der Käse - die Wurst die Butter - die Schokolade
die Tasse - das Messer - der Teller
die Gabel
Slide 9 - Tekstslide
Ein kleiner Rückblick:
Du weißt jetzt ........
... dat je thuis vaak fruit krijgt, maar je oma je chocolade geeft . . . . . (liedje opdracht 1)
... dat een Duits ontbijt ook veel hartig broodbeleg kent (Käse, Schinken)
... dat in Dresden vaak Cheeseburgers worden besteld, in Hamburg (ja, dat is een plaats in Duitsland) de Gyros op nummer 1 staat en in Berlijn wordt de zoet/zure soep het meest gegeten.
... meer woorden om je basiswoordenschat weer uit te breiden!
Slide 10 - Tekstslide
Het woordenboek
zoek de volgende woorden op in het woordenboek en schrijf op: der/die/das + ein/eine + kein/keine