Grammar herhaling chapter 3

Grammar
- personal & possessive pronouns
- negatives
- present simple vs. present continuous
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammar
- personal & possessive pronouns
- negatives
- present simple vs. present continuous

Slide 1 - Tekstslide

Personal & possessive pronouns

Slide 2 - Tekstslide

My grandmother gave it to ________. (mij)
That poor dog has lost one of ________ legs. (zijn)
They came with _______ car. (hun)
This is _______ book, not yours! (zijn)
Why are the cats making so much noise? Have you fed _______ yet? (hen)
his
me
them
its
their

Slide 3 - Sleepvraag

I'm sorry, but these seats belong to _______. (ons)
Are you holding a phone in _______ hand? (jouw)
I saw your sister's paintings yesterday. ________ were very good!
_________ clothes are so pretty! (haar)
We love Ed Sheeran. You love ______ too, right?
your
her
him
us
they

Slide 4 - Sleepvraag

Negatives
Don't = short for "do not", je gebruikt het bij I, you, we, they
Doesn't = short for "does not", je gebruikt het bij he, she, it

Negatives maken:
don't / doesn't + werkwoord

I don't like swimming
She doesn't enjoy this video.

Slide 5 - Tekstslide

Zet de volgende zin in de 'negative' vorm. Je hoeft niet de hele zin over te typen, alleen het stukje 'ontkenning'. Gebruik wel de korte vorm (don't of doesn't).

The fish swim in the tank.

Slide 6 - Open vraag

Zet de volgende zin in de 'negative' vorm. Je hoeft niet de hele zin over te typen, alleen het stukje 'ontkenning'. Gebruik wel de korte vorm (don't of doesn't).

I write stories in my notebook.

Slide 7 - Open vraag

Zet de volgende zin in de 'negative' vorm. Je hoeft niet de hele zin over te typen, alleen het stukje 'ontkenning'. Gebruik wel de korte vorm (don't of doesn't).

He jumps high on the trampoline.

Slide 8 - Open vraag

Zet de volgende zin in de 'negative' vorm. Je hoeft niet de hele zin over te typen, alleen het stukje 'ontkenning'. Gebruik wel de korte vorm (don't of doesn't).

We eat lunch at 12 PM.

Slide 9 - Open vraag

Zet de volgende zin in de 'negative' vorm. Je hoeft niet de hele zin over te typen, alleen het stukje 'ontkenning'. Gebruik wel de korte vorm (don't of doesn't).

She plays with her toys every day.

Slide 10 - Open vraag

Zet de volgende zin in de 'negative' vorm. Je hoeft niet de hele zin over te typen, alleen het stukje 'ontkenning'. Gebruik wel de korte vorm (don't of doesn't).

I walk to school every day.

Slide 11 - Open vraag

Zet de volgende zin in de 'negative' vorm. Je hoeft niet de hele zin over te typen, alleen het stukje 'ontkenning'. Gebruik wel de korte vorm (don't of doesn't).

He reads comic books for fun.

Slide 12 - Open vraag

Zet de volgende zin in de 'negative' vorm. Je hoeft niet de hele zin over te typen, alleen het stukje 'ontkenning'. Gebruik wel de korte vorm (don't of doesn't).

We listen to music in the car.

Slide 13 - Open vraag

Present simple vs. present continuous
Present simple
Present continuous
gewoontes (vaak, nooit, altijd, soms), feiten
NU aan de gang
I / you / we / they walk
he / she / it walks
I am walking
you / we / they are walking
he / she / it is walking
often, never, always, sometimes, usually, normally
at the moment, currently, (right) now

Slide 14 - Tekstslide

Present simple or present continuous?

I hate living in Seattle because it always _______. (rain)

Slide 15 - Open vraag

Present simple or present continuous?

Be quiet! John ________. (sleep)

Slide 16 - Open vraag

Present simple or present continuous?

The first lesson _______ at 08:15. (begin)

Slide 17 - Open vraag

Present simple or present continuous?

We ______ to learn a new language. (want)

Slide 18 - Open vraag

Present simple or present continuous?

They _______ to music, so they can't hear us. (listen)

Slide 19 - Open vraag

Present simple or present continuous?

Every Monday, Sally _______ her kids to football practice. (drive)

Slide 20 - Open vraag

Present simple or present continuous?

I ______ how to play the guitar now. (learn)

Slide 21 - Open vraag

Present simple or present continuous?

They ______ their living room. (paint)

Slide 22 - Open vraag