Significantie en omrekenen

s.o. omrekenen en significantie
Je mag een rekenmachine gebruiken
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

s.o. omrekenen en significantie
Je mag een rekenmachine gebruiken

Slide 1 - Tekstslide

Let erop!
In klas 3 moet je, na afloop van deze toets, al je antwoorden met 2 significante cijfers opschrijven.
Dat geldt echter nog niet voor deze toets.

Slide 2 - Tekstslide

2 m = ....................... cm
A
2
B
20
C
200
D
2000

Slide 3 - Quizvraag

0,8 dm = ....................... mm

A
0,08
B
8
C
0,008
D
80

Slide 4 - Quizvraag

165 cm = ....................... m
A
0,165
B
1,65
C
16,5
D
165

Slide 5 - Quizvraag


2m2=......dm2
A
0,2
B
20
C
0,02
D
200

Slide 6 - Quizvraag


150mm2=......cm2
A
0,15
B
1,5
C
0,0015
D
15 000

Slide 7 - Quizvraag


1,36cm2=......m2
A
136
B
13 600
C
0,000136
D
0,0136

Slide 8 - Quizvraag

125 mL = ......................... L
A
125 000
B
0,125
C
1,25
D
12,5

Slide 9 - Quizvraag

12,8 cL = ......................... dL
A
1,28
B
0,128
C
128
D
1280

Slide 10 - Quizvraag


3m3=......dm3
A
30
B
0,03
C
0,3
D
3000

Slide 11 - Quizvraag


2,5dm3=......mm3
A
2 500 000
B
0,0025
C
0,000 002 5
D
2,5109

Slide 12 - Quizvraag


100mL=....cm3
A
0,100
B
10
C
100
D
1

Slide 13 - Quizvraag


0,007m3=....dL
A
7
B
70
C
0,7
D
70 000

Slide 14 - Quizvraag

2 h = .....s
A
180
B
120
C
7200
D
48

Slide 15 - Quizvraag

135 min = ..... h
A
13,5
B
1,35
C
2,15
D
2,25

Slide 16 - Quizvraag

2h 20min = ...... s
A
8 400
B
150
C
132
D
7 920

Slide 17 - Quizvraag

1 min = ..... µs
A
60
B
360 000
C
60 000 000
D
216 000

Slide 18 - Quizvraag

120 ms = .... min
A
2
B
0,0020
C
0,12
D
0,000 002

Slide 19 - Quizvraag

0,8 mg = ......................... g
A
800
B
8000
C
0,0008
D
0,008

Slide 20 - Quizvraag

15 ton = ..... dag
A
15 000 000
B
1 500 000
C
15 000
D
150 000 000

Slide 21 - Quizvraag

Leg in je eigen woorden uit waarom significantie van getallen ertoe doet.

Slide 22 - Open vraag

Schrijf 1,2 miljoen als macht van 10

Slide 23 - Open vraag

Schrijf het volgende getal als macht van 10:

0,01

Slide 24 - Open vraag

Schrijf 1,75x10^9 voluit.
(1,75 keer 10 tot de macht 9)

Slide 25 - Open vraag


Bereken 4,07 x 10-5 gedeeld door 8,59 x 106

Slide 26 - Open vraag

In hoeveel significante cijfers moet je alle antwoorden in klas 3 opschrijven?

Slide 27 - Open vraag

Wat is de significantie van onderstaande meetwaarde:
s = 13,00 m
A
2 significant
B
3 significant
C
4 significant
D
weet ik niet

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de significantie van onderstaande meetwaarde:
A = 0,0035 m^2
A
2 significant
B
4 significant
C
5 significant
D
weet ik niet

Slide 29 - Quizvraag

Wat is de significantie van onderstaande meetwaarde:
m = 25,2 gram
A
1 significant
B
2 significant
C
3 significant
D
weet ik niet

Slide 30 - Quizvraag

hoeveel cijfers significant is:

0,003103
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 31 - Quizvraag

wat is de juiste wetenschappelijke notatie?
(2 cijfers significant): 1000
A
1,0*10^4
B
1,0*10^3
C
1,000*10^4
D
1,000*10^3

Slide 32 - Quizvraag

Wat is de juiste wetenschappelijke notatie?
(2 cijfers significant): 9999
A
9,9*10^3
B
9,99*10^3
C
1,0*10^3
D
1,0*10^4

Slide 33 - Quizvraag

Wat is de juiste wetenschappelijke notatie?
(2 cijfers significant): 0,00117
A
1,1*10^2
B
1,2*10^3
C
12*10^-3
D
1,2*10^-3

Slide 34 - Quizvraag