4.3 Europa: verenigd in verscheidenheid

                    Welkom! 
  • Je komt voorbereid in de les. Je hebt je huiswerk af en   je hebt alle spullen voor het vak mee.  ​
  • Vooraf aan de les, leg je alle spullen die je nodig hebt,     op je bureau.
  • Je legt je tas op of onder het rek in het lokaal. 
  • Je bent respectvol naar klasgenoten en docenten, je   helpt waar mogelijk en beledigd niemand. 
  • Je werkt gefocust, je maakt aantekeningen en je zorgt   dat je je lesdoelen behaald. ​



Welkom!
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

                    Welkom! 
  • Je komt voorbereid in de les. Je hebt je huiswerk af en   je hebt alle spullen voor het vak mee.  ​
  • Vooraf aan de les, leg je alle spullen die je nodig hebt,     op je bureau.
  • Je legt je tas op of onder het rek in het lokaal. 
  • Je bent respectvol naar klasgenoten en docenten, je   helpt waar mogelijk en beledigd niemand. 
  • Je werkt gefocust, je maakt aantekeningen en je zorgt   dat je je lesdoelen behaald. ​



Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

4.3 Europa: verenigd in verscheidenheid

Slide 2 - Tekstslide

Europese eenwording

1957 oprichting Europese Economische Gemeenschap (EEG):
  • Door België, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland, West-Duitsland.
  • Doelen: oorlogen voorkomen en welvaart vergroten.
  • De EEG is de voorloper van de Europese Unie (EU).

Slide 3 - Tekstslide

Europese eenwording

Uitbreiding lidstaten:
  • Eerst Noord- en West-Europa
  • Vanaf ‘80: Zuid-Europa. Na beëindiging dictatuur.
  • Vanaf 2004: 13 landen uit Centraal- en Oost-Europa.
  • Na einde (burger)oorlogen of het communisme.
  • 2020: 27 landen (waren er 28 in 2019).

Slide 4 - Tekstslide

Eenheid?

In de EU-lidstaten wonen veel verschillende volken met een eigen cultuur:
  • EU = multicultureel.
  • EU probeert wel eenheid te zijn op politiek en economisch gebied.

  • motto EU: verenigd in verscheidenheid

  • Steeds meer politieke eenheid door gelijke wetten.

Slide 5 - Tekstslide

B268 Europese integratie

Maatregelen om goed te kunnen samenwerken:
  • Veel gelijke wetten en regels
  • Geen onderlinge tariefmuren
  • De euro
Europese integratie = de ontwikkeling om in Europa tot meer eenheid te komen.
Landen / gebieden die juist minder samenwerking willen:
  • brexit, Groot-Brittannië
  • Catalunya, Spanje

Slide 6 - Tekstslide

B267 Economische machtsblokken

Economisch machtsblok = gebied dat economisch sterk is doordat:
  • Er veel goederen worden geproduceerd
  • En er een grote koopkrachtige markt is.
    BV: Europese Unie, NAFTA, ASEAN

Slide 7 - Tekstslide

B267 Economische machtsblokken


Gunstig voor eigen bevolking, ongunstig voor landen erbuiten.

  • Weinig kans op verkoop producten voor arme landen (BV in Afrika)
  • WTO voert overleg over wereldwijde handel.
  • Organisatie die de arme landen helpt: Fairtrade original

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag:
Wat?
§4.3 Opdrachten: 3 en 4
Waar?
Learnbeat (via magister -> leermiddelen) 
Hulp?
- Theorie (                = bovenin links)
- Atlas 
- Docent 
Klaar?
Herhaling / samenvatting maken 
Niet af?
Huiswerk voor volgende les
Oefenen met de leerstof

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

+ nog niet alle landen hebben bv. de Euro of zijn onderdeel van de Schengenlanden. Er zijn dus nog verschillen.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Wat betekenen de letters EEG?

Slide 16 - Open vraag

Hoeveel lidstaten heeft de EU?
A
25
B
27
C
28
D
23

Slide 17 - Quizvraag

Welk land is als laatst lid geworden van de EU?

Slide 18 - Open vraag

In welk jaar is Kroatië als laatste land lid geworden van de EU?

Slide 19 - Open vraag

Uit hoeveel munten bestaat onze munteenheid?
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 20 - Quizvraag

Uit hoeveel biljetten bestaat onze munteenheid?
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 21 - Quizvraag

Eenheid?

EU is vooral een economisch machtsblok door:
  • vrij verkeer personen, goederen, diensten, geld = interne markt.
  • Gemeenschappelijke afzetmarkt van > 500 miljoen mensen.
  • Gemeenschappelijke munt: de euro.

  • Nauwelijks grenscontroles om vrij verkeer (en dus handel) te bespoedigen. = Schengenlanden.

Slide 22 - Tekstslide

B246 Economische systemen




Kapitalistisch land: winst
  • Productie geleid door particuliere ondernemers.
  • Bepalen zelf wat en hoeveel er geproduceerd wordt.
  • Goederen en diensten waar vraag naar is.
    -> Vrijemarkteconomie
Economisch systeem = de manier waarop in een staat de productie van goederen is geregeld.


 Communistisch land:
  • Centraal geleide productie door de overheid.
  • Geen vrije ondernemers
  • Bedrijven zijn eigendom van de staat.
  • Productieplannen gemaakt door de staat
    -> Planeconomie


Slide 23 - Tekstslide

Eenheid binnen de EU?



Zijn er veel verschillen in
de Europese Unie?


Slide 24 - Tekstslide

Europa in kaart

Slide 25 - Tekstslide

Of toch geen eenheid?

Nog steeds grote verschillen binnen de EU:
  • Westen en noorden: relatief welvarend en ontwikkeld
  • Oosten en zuiden: relatief arm en minder ontwikkeld

Slide 26 - Tekstslide

Of toch geen eenheid?

Voorbeelden van verschillen:
  • Gemiddeld inkomen Duitsland 3x zo hoog als in Polen
  • Aandeel beroepsbevolking primaire sector
  • Aandeel jeugdwerkloosheid
  • Vergrijzing

Slide 27 - Tekstslide

Of toch geen eenheid?

Voorbeelden van verschillen:
  • Gemiddeld inkomen Duitsland 3x zo hoog als in Polen
  • Aandeel beroepsbevolking primaire sector
  • Aandeel jeugdwerkloosheid
  • Vergrijzing

Slide 28 - Tekstslide

Aan de slag:
Wat?
§4.3 Opdrachten: 5 en 2 (begin met 5)
Waar?
Learnbeat (via magister -> leermiddelen) 
Hulp?
- Theorie (                = bovenin links)
- Atlas 
- Docent 
Klaar?
Herhaling / samenvatting maken 
Niet af?
Huiswerk voor volgende les
Oefenen met de leerstof

Slide 29 - Tekstslide

Migratie

De economische verschillen leiden tot veel migratie van jonge mensen van Oost- naar West-Europa. = selectieve migratie


  • Gevolg: vergrijzing in landelijke gebieden Oost-Europa.
  • Ook: minder kinderen.
    ->  gelijktijdige vergrijzing en ontgroening.



Slide 30 - Tekstslide

B152 Vergrijzing en ontgroening

Bevolkingsafname in veel Europese landen door een sterfteoverschot (er sterven meer mensen dan kinderen die worden geboren)

->  bevolkingskrimp / demografische krimp

Belangrijke factoren:
  • Vergrijzing: het aandeel 65+ in de totale bevolking neemt toe.
  • Ontgroening: het aandeel 20- in de totale bevolking neemt af.

Slide 31 - Tekstslide

B160 Economische migranten
Economische migranten = iemand die om economische redenen verhuist.

  1. Arbeidsmigrant = iemand die ergens anders gaat werken vanwege gebrek aan werk en geld in zijn eigen gebied.
  2. Seizoenmigranten zijn arbeidsmigranten die maar een korte periode blijven.
  3. Kennismigranten zijn economische migranten die migreren vanwege hun (technische) kennis -> braindrain

Slide 32 - Tekstslide

B13 Wisselen van schaalniveau
In- en uitzoomen doen we met behulp van schaalniveaus. Er zijn er vijf.

  1. Lokale schaal = plaats
  2. Regionale schaal = streek/provincie
  3. Nationale schaal = land
  4. Continentale schaal = landen/werelddeel
  5. Mondiale schaal = wereld


Slide 33 - Tekstslide

Aan de slag:
Wat?
§4.3 Opdrachten: 6 en 7
Waar?
Learnbeat (via magister -> leermiddelen) 
Hulp?
- Theorie (                = bovenin links)
- Atlas 
- Docent 
Klaar?
Herhaling / samenvatting maken 
Niet af?
Huiswerk voor volgende les
Oefenen met de leerstof

Slide 34 - Tekstslide

Wat betekenen de letters EMU?
A
Europese monetaire unie
B
Economische monetaire unie
C
Europese munteenheid unie
D
Economische munteenheid unie

Slide 35 - Quizvraag

In welk jaar werd de euro ingevoerd voor de inwoners van de EU?

Slide 36 - Open vraag

Wat betekenen de letters ECB?

Slide 37 - Open vraag

Om hoeveel jaar wordt het Europees parlement gekozen?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 38 - Quizvraag

Slide 39 - Video

Europese eenwording
1951
EGKS
Europese Gemeenschap van Kolen en Staal
1957
EEG
Europese Economische Gemeenschap
1992
EU
Europese Unie
2002
Invoering Euro

Slide 40 - Tekstslide

1951
1957
1992
EGKS
EU
EEG

Slide 41 - Sleepvraag

Slide 42 - Video

Slide 43 - Video

Wat is het hoofddoel van de EU?
A
vrede en welvaart
B
handel en welvaart
C
open grenzen en welvaart
D
open grenzen en vrede

Slide 44 - Quizvraag


Wat heeft de EU niet?
A
Een interne markt
B
Een leger
C
Een eigen munt
D
Open grenzen

Slide 45 - Quizvraag

Door de EU
A
Werken meer Nederlanders in Polen
B
Groeit de economie van Nederland
C
Worden de verschillen binnen de EU groter
D
Hebben wij over Nederland minder te zeggen

Slide 46 - Quizvraag

De EU is een...
A
economische samenwerking
B
politieke samenwerking
C
economische en politieke samenwerking

Slide 47 - Quizvraag

Wat is multicultureel?
A
Veel mensen die vlak bij elkaar wonen.
B
Veer verschillende culturen in een land.
C
Dat mensen meer culturen kunnen hebben.
D
Een cultuur die veel in een land voorkomt.

Slide 48 - Quizvraag

Vrij verkeer van goederen en personen hoort bij het verdrag van Schengen.
A
Goed
B
Fout

Slide 49 - Quizvraag

Hoort Nederland bij de Schengenzone?
A
Ja
B
nee

Slide 50 - Quizvraag

Arbeidsmigranten binnen de EU
A
Mogen zonder voorwaarden komen
B
Mogen Nederland in, onder voorwaarden
C
Mogen Nederland niet in

Slide 51 - Quizvraag