U3: Continuation Present Continuous

Welcome!
Take your seat
Put your books on the table


Warming-up questions:
- Welk hulpwerkwoord heb je nodig voor de
present continuous?
- Wat moet er achter het hele werkwoord bij 
de present continuous?
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Welcome!
Take your seat
Put your books on the table


Warming-up questions:
- Welk hulpwerkwoord heb je nodig voor de
present continuous?
- Wat moet er achter het hele werkwoord bij 
de present continuous?

Slide 1 - Tekstslide

Reading
In silence
No questions are permitted
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Planning
  • Checking the homework
  • Notes: present continuous
  • Practice the present continuous
  • Newsround 

Slide 3 - Tekstslide

Homework check
  • Exercise 7 and 9a (Lesson 3)
  • Exercise 2 + 3 + 4 + 5 + 6 (pages 113 - 115)

Slide 4 - Tekstslide

Brain break
timer
2:00

Slide 5 - Tekstslide

Aant. Present continuous
Gebruik:
- Iets of iemand is nu met iets bezig 
NL: 'aan het...' of 'zit(ten) te...'

Ik ben aan het praten.         I am talking.


Slide 6 - Tekstslide

Aant. Present continuous
Bevestigende zin:              ond.  + to be + ww-ing
I am talking / I'm talking
You are talking / you're talking
He/She/It is talkinghe/she/it's talking
etc. 

Slide 7 - Tekstslide

Aant. Present continuous
Ontkennend zin:              ond.  + to be + not + ww-ing
I am not talking / I'm not talking
You are not talking / you're not talking
He/She/It is not talkinghe/she/it's not talking

Slide 8 - Tekstslide

Aant. Present continuous
Vraagzin:              to be + ond + ww-ing + rest + ?
Am I talking a lot? 
Are they working at the moment?
Is the dog running away?*

Spellingsregels:
*korte woorden eindigend op één klinker + één medeklinker: 
verdubbeling laatste letter     (run -> running)

Slide 9 - Tekstslide

Aant. Present continuous
Woorden eindigend op -e -> de -e vervalt
to live (wonen/leven) -> living
to move (verhuizen/bewegen) -> moving

Woorden eindigend op -ie -> -ying
to lie (liegen) -> lying   
to die (dood gaan) -> dying

Let op! haren verven is 'to dye' -> dyeing 

Slide 10 - Tekstslide

Discussion PW 2 (b1i)
No pens or pencils on your desk

Slide 11 - Tekstslide

To do:
Work on your own
Do exercise 7a + 8 + 9 (pages 115 - 116) 
What's not finished is homework

Slide 12 - Tekstslide