- Je kunt de functies van het skelet noemen.
- Je kent de kenmerken van en verschillen tussen rood en geel beenmerg.
- Je kunt verband leggen tussen de vorm en functie van botten.
- Je kunt de kenmerken van kraakbeenweefsel en beenweefsel noemen.
- Je kent de kenmerken van en verschillen tussen zoolgangers, teengangers en hoefgangers.
- Je kunt de werking van spieren beschrijven.