3.1: familie in het buitenland

3.1: familie in het buitenland
Aan het einde van de les begrijp je een gesprek over familie in het buitenland. 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

3.1: familie in het buitenland
Aan het einde van de les begrijp je een gesprek over familie in het buitenland. 

Slide 1 - Tekstslide

Woont jouw familie in Nederland? Wie wel en wie niet?

Slide 2 - Woordweb

Bel je weleens via internet? Met wie bel je via internet?

Slide 3 - Woordweb

Luisteren. 
https://leren.kleurrijker.nl/mod/quiz/attempt.php?attempt=105975255&cmid=15757 

Slide 4 - Tekstslide

moeilijke woorden?

Slide 5 - Woordweb

niemand
  • geen persoon 
  • tegenstelling:
    niemand < -- > iemand
  • zin: Er is niemand in de klas.
  • zin: Niemand weet het antwoord.
23

Slide 6 - Tekstslide

binnenkort
  • snel;
  • binnen korte tijd.
  • Zin: Ik ga morgen naar Amsterdam. Dat is al binnenkort!

Slide 7 - Tekstslide

missen
  • niet hebben
  • niet raken
  • niet halen
  • zin: Ik mis mijn vrienden.
  • zin: Ik mis de bal.
  • zin: Ik mis de bus.

Slide 8 - Tekstslide

zorgen

Slide 9 - Tekstslide

het contact
  • samen met iemand praten of iets doen
  • het contact - de contacten
  • zin: Zij heeft veel contact met haar familie. 
11

Slide 10 - Tekstslide

de taal
  • taal kun je lezen, luisteren, spreken en schrijven
  • de taal - de talen
  • zin: Op school leer ik de  Nederlandse taal.
  • zin: Welke taal spreken de gele Minions?
53

Slide 11 - Tekstslide

de basisschool (znw)
  • school voor kinderen van 4 tot en met 12 jaar
  • juf en meester
  • de basisscholen

  • zin: Mijn zoon is zes jaar. Hij gaat naar de basisschool
5

Slide 12 - Tekstslide

Buitenlands
Uit een ander land.
Niet uit Nederland.



Ik hou van buitenlands eten.

Slide 13 - Tekstslide

e-mail

Slide 14 - Tekstslide

proberen
  • iets doen, maar je weet niet of het goed of fout zal gaan
  • werkwoord
  • ik probeer - wij proberen
  • zin: Heb je nog nooit gefietst? Kom, dan mag je het op mijn fiets proberen
40

Slide 15 - Tekstslide

dom
slim

Slide 16 - Tekstslide

wennen
  • iets gewoon gaan vinden;
  • als je ergens nieuw bent, moet je allemaal nieuwe dingen leren;
  • Ik wen, hij went, wij wennen;
  • Zin: Toen ik vanuit mijn vaderland naar Nederland kwam, moest ik heel erg wennen aan alle nieuwe dingen die ik zag.

Slide 17 - Tekstslide

vorig
wat eerder gebeurde of kwam


vorig - vorige

ZINNEN:
Vorig jaar heb ik een album gemaakt.
Mijn vorige vriend was erg knap.

Slide 18 - Tekstslide

Luisteren, nog een keer
https://leren.kleurrijker.nl/mod/quiz/attempt.php?attempt=105975255&cmid=15757 

Slide 19 - Tekstslide

Waar praten Ruben en Talin over?
Over hun ouders
over bellen via internet
over het werk van Talin
over Nederlandse taal 

Slide 20 - Sleepvraag

Luisteren, nog een keer
https://leren.kleurrijker.nl/mod/quiz/attempt.php?attempt=105975255&cmid=15757 

Slide 21 - Tekstslide

Wie zorgt op vrijdag voor de kinderen van Ruben?
A
Ruben
B
de vrouw van Ruben
C
de ouders van Ruben

Slide 22 - Quizvraag

Waarom woont de zus van Ruben nu in England?
A
ze studeert daar.
B
ze werkt daar.
C
ze leert de taal.

Slide 23 - Quizvraag

Ik heb gisteren de trein
A
gemist
B
gemisd

Slide 24 - Quizvraag

studeren
A
Hij heeft gestudeert
B
Hij is gestudeerd
C
Hij heb gestudeerd
D
Hij heeft gestudeerd

Slide 25 - Quizvraag

wat heb je geleerd?

Slide 26 - Woordweb