Tekstverbanden en signaalwoorden 2H uitleg

Tekstverbanden en signaalwoorden 2H
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Tekstverbanden en signaalwoorden 2H

Slide 1 - Tekstslide

Je gaat leren;
  • Wat (tekst)verbanden zijn.
  • Wat signaalwoorden zijn.
  •  Hoe je tekstverbanden en signaalwoorden kan herkennen in een tekst. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een tekstverband?
In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea’s met elkaar samen. Die samenhang heet het verband in de tekst.

Je kunt verbanden vaak herkennen aan signaalwoorden.

Slide 3 - Tekstslide

Tegenstellend verband
Een tegenstellend verband geeft aan dat zaken worden genoemd die elkaars tegenovergestelde zijn.

Een tegenstelling herken je onder andere aan deze signaalwoorden: tegenover, maar, hoewel, echter, toch, daarentegen, aan de ene kant … aan de andere kant. 

Slide 4 - Tekstslide

Tegenstellend verband


Walrussen leven rond de Noordpool, maar kort geleden werd er een exemplaar op een zandplaat in de Waddenzee gespot.

Slide 5 - Tekstslide

chronologisch verband
Als gebeurtenissen volgens een bepaalde tijdsvolgorde gebeuren of moeten gebeuren.

Een chronologisch verband herken je onder andere aan jaartallen of aan deze signaalwoorden: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, uiteindelijk, nadat, terwijl, dadelijk, intussen.

Slide 6 - Tekstslide

chronologisch verband

Roomijs maak je zo: Breng eerst volle melk aan de kook. Klop er daarna eidooiers en suiker doorheen. Laat vervolgens het mengsel afkoelen en roer er slagroom door. Laat het uiteindelijk stijf worden in de vriezer.

Slide 7 - Tekstslide

Opsommend verband
Als een aantal zaken die bij elkaar horen na elkaar worden genoemd.

Een opsomming herken je onder andere aan deze signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), en, daarnaast, verder, ten slotte.

Slide 8 - Tekstslide

Opsommend verband

Even koud douchen heeft voordelen. Ten eerste verbetert het je afweersysteem. Het zorgt daarnaast voor een goede bloedsomloop. En ten slotte werkt het stressverlagend.

Slide 9 - Tekstslide

Toelichtend verband

Bij een toelichtend verband wordt extra informatie (een uitleg of een voorbeeld) gegeven over een onderwerp.

Een toelichtend verband herken je onder andere aan deze signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, op deze manier, als, zoals, denk aan, neem nou, neem bijvoorbeeld. 


Slide 10 - Tekstslide

Toelichtend verband

Er zijn verschillende vakmensen bij het maken van een game betrokken, zoals tekenaars, programmeurs en geluidstechnici.

Slide 11 - Tekstslide

Concluderend verband
Bij een concluderend verband trekt de auteur een conclusie uit eerdere informatie in de tekst.

Signaalwoorden: al met al, concluderend, daarom, dat houdt in, dus.

Slide 12 - Tekstslide

Concluderend verband


Het is dus belangrijk om regelmatig het huiswerk te controleren.

Slide 13 - Tekstslide

Doel-middel verband
Een doel-middelverband geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.

Signaalwoorden: aan de hand van, door middel van, met behulp van, om te, opdat, zodat.

Slide 14 - Tekstslide

Doel-middel verband
De bezorger heeft de bakfiets nodig om de maaltijden te bezorgen. 

Doel = maaltijden bezorgen
Middel = de bakfiets

Slide 15 - Tekstslide

Oorzakelijk verband
Een oorzakelijk verband laat zien waardoor iets gebeurt (waarop je niet altijd invloed hebt).

Signaalwoorden: als gevolg van, daardoor, dankzij, dat komt door, doordat, dus, het gevolg is, vanwege, waardoor, zodat


Slide 16 - Tekstslide

Oorzakelijk verband
Het regent, daardoor worden de straten nat.

Oorzaak: het regent


Tip: waarom of waardoor?


Slide 17 - Tekstslide

Redengevend verband
Een redengevend verband geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.

Signaalwoorden: daarom, dankzij, de reden hiervoor is, dus, immers, namelijk, omdat, want

Slide 18 - Tekstslide

Redengevend verband
De regering moet een suikertaks invoeren, want er zijn te veel mensen met overgewicht. 

Reden: er zijn te veel mensen met overgewicht.

Tip: waarom of waardoor?

Slide 19 - Tekstslide

Samenvattend verband
Bij een samenvattend verband geeft de auteur een verkorte weergave van eerdere informatie in de tekst.

Signaalwoorden: al met al, kortom, met andere woorden, samengevat

Slide 20 - Tekstslide

Samenvattend verband

Met andere woorden, ik ben er eigenlijk wel klaar mee.

Slide 21 - Tekstslide

Vergelijkend verband
Een vergelijkend verband laat een overeenkomst of een verschil zien.

Signaalwoorden: evenals, in vergelijking met, (even / net (zo) … als, zoals – ook de vergrotende trap: meer / groter / beter enzovoort dan

Slide 22 - Tekstslide

Vergelijkend verband

Sam heeft, net als zijn neef, gekozen voor het kindermenu. 

Slide 23 - Tekstslide