§2.2 Het platteland in 2050 deel 1

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Hoofdstuk 2: 

Nederland in 2050

§2.2 Het platteland in 2050 deel 1

Lesplanning 

Uitleg §2.2 'Het platteland in 2050' deel 1

Maak van §2.2 'Het platteland in 2050' vraag 1 t/m 5

Lesdoelcheck

Vooruitblik op de volgende les

Lesdoelen van deze les

1. Benoem 3 kenmerken van intensieve landbouw
2. Benoem 3 nadelen van intensieve landbouw
3. Welke gevolgen hebben deze nadelen?
4. Waardoor verdwijnen er voorzieningen van het platteland?

Waar zou jij graag willen wonen, stad of platteland ?
En waarom?

Nederland, landbouwland

Nederland, landbouwland

Landbouw van nu

• Sterk gemechaniseerd
• Kennis en kapitaal intensief

Maar is dit wenselijk?

Intensieve akkerbouw

Bijvoorbeeld: glastuinbouw

Intensieve veeteelt

Bijvoorbeeld: bio-industrie

De grootste landgebruiker

Veel uitstoot

Nadelen intensieve landbouw

Nadelen intensieve landbouw

Hoge productie is alleen mogelijk door gebruik (kunst)mest en bestrijdingsmiddelen.          schadelijk voor natuur en milieu.

Meer nadelen:

• Meer machines, minder arbeiders  
• Hoge kosten en laag inkomen dus afname boerenbedrijven   

  

Gevolgen

Gevolgen:  

• Bevolkingskrimp op het platteland 
• Afname leefbaarheid door verdwijnen van voorzieningen

Draagvlak en drempelwaarde

Draagvlak = aantal mogelijke klanten binnen de reikwijdte.

Drempelwaarde = minimum aantal klanten dat een voorziening nodig heeft. 

Door bevolkingskrimp verdwijnen voorzieningen met een lage drempelwaarde van het platteland. 

Lage drempelwaarde

• bakker
• buurtsuper
• basisschool

Hoge drempelwaarde

• museum
• ziekenhuis
• concertzaal
  
  

www.rtlnieuws.nl

Lesdoelcheck

1. Benoem 3 kenmerken van intensieve landbouw
2. Benoem 3 nadelen van intensieve landbouw
3. Welke gevolgen hebben deze nadelen?
4. Waardoor verdwijnen er voorzieningen van het platteland?

Aan het werk

Wat: lees en maak van §2.2 'Het platteland in 2050' vraag 1 t/m 4

Wanneer: voor de volgende les af

Klaar: maak herhaling vraag 9a en 9b